J. Prent
BRANDGEVAAR VERBONDEN AAN DE
UITVOERING VAN LOODGIETER- EN SCHILDERWERKEN
Tal van gebouwen, waaronder ook vele monu
mentale, zijn geheel of ten dele aan het vuur ten
offer gevallen ten gevolge van de uitvoering van
loodgieter- of schilderwerken
Als zeer bekende voorbeelden zijn onder meer te
noemen de branden, respectievelijk van de Grote
Kerk te Delft, de Vondelkerk te Amsterdam, de
St. Walburgiskerk te Zutphen, het historisch
kasteel in de gemeente Horn, de kerk te Willems-
stad, het paleis aan het Noordeinde te Den Haag,
de pakhuizen op het Prinseneiland te Amsterdam
en tal van andere, waarbij belangrijk cultuur- en
kapitaalbezit is verloren gegaan
Als gevolg van de eerstgenoemde brand ontstond
de Wet van 13 Januari 1923, houdende nadere
voorziening ter voorkoming van brandgevaar voor
Gebouwen en Getimmerten en het daaruit voort
vloeiende Koninklijk Besluit van 30 December
- T
1924, het z g Loodgietersbesluit, populair ook wel
„Vuurwet" genoemd Volgens art 1 van dit Ko
ninklijk Besluit is het verboden ten behoeve van
loodgieterswerkzaamheden op torens, daken, goten
of zalingen van gebouwen, daaronder begrepen
getimmerten
een open of gesloten vuur aan te maken of aan
wezig te hebben elders dan in de open lucht, op de
begane grond, buiten het gebouw
Dit maakt de uitvoering van loodgieterwerken
welhaast onmogelijk en daarom wordt aan de
Burgemeester bevoegdheid gegeven ontheffing te
verlenen, onder door hem nader te stellen voor
waarden
De kern van de zaak is echter, dat de apparatuur
waarmede de loodgieter tot dusver moest werken,
ook in de handen van de beste vakman, brandge-,
vaarlijk blijft en wil de uitvoering van loodgieters-
werk mogelijk blijven, aan de ontheffing geen
practisch toe te passen voorwaarden kunnen wor
den verbonden, welke het brandgevaar opheffen.
Na 1924 is de toestand daarom nog steeds zo, dat
noch de overheid, noch de loodgieter zich van de
wettelijke voorschriften iets aantrekt
De recente brand te Willemsstad heeft echter we
derom uitgewezen, dat ingeval van een calamiteit,
wel degelijk op de wet wordt teruggegrepen, met
alle gevolgen van dien voor de loodgieterspatroon
en de werkman.
De enige mogelijkheid om ook aan de vorenge-
schetste dwaze toestand een einde te maken is, het
loodgietersvak brandveilige apparaten ter beschik
king te stellen en de tot nu toe gebruikelijke appa
ratuur, als petroleumbrommers, benzinebouten,
mastiekkachels, e d welke alle werken met open
vuur en gevaarlijke brandstof, van de daken te
verbannen
Een gedeeltelijke poging daartoe, n.1. het in som
mige gevallen voorschrijven van het gebruik van
een electrische soldeerbout, moet, gezien de prac-
tische bezwaren, welke hieraan verbonden zijn en
die in loodgieterskringen algemeen bekend zijn,
als een mislukking worden beschouwd
Voor wat het afbranden van oude verflagen be
treft, zijn destijds bij de genoemde wet en het Ko
ninklijk Besluit, zeer ten onrechte, geen voorschrif
ten gesteld De brand van het Koninklijk paleis
aan het Noordeinde te Den Haag was echter voor
de Regering aanleiding in 1948 met klem bij Ge-
54
i /V
De Prentbrander