een „moderne" geschiedenis van het Gooi. Een leerzaam boekje niettemin, vooral omdat het niet slechts de ondergang van het natuurmonument en van het typische dorpsschoon in herinnering brengt maar ook laat zien hoe dit alles een einde maakte aan saamhorigheidsgevoel en gemeenschapsleven. Een oude beschaving met haar eigen stijl werd vernietigd om vervangen te worden door een stijl loze chaos. Zo het in herinnering brengen van dit voorbeeld zou doen vermoeden, dat ik de illusie koester, van een mogelijkheid de oude beschavingen, de tradi tionele stijl van verleden tijden te handhaven, en de Heemschutgedachte zou zien als een wereld vreemd en bekrompen conservatisme, dan begrijpt men mij verkeerd. Had de Bond Heemschut zulk een houding aange nomen, dan zou het de leeftijd van 40 jaren waar schijnlijk niet hebben bereikt. De Heemschut-ge dachte en de Heemschut-propaganda wil en kan ook de tijd niet laten stilstaan in een wereld, die door economische en politieke krachten wordt voortgedreven. Neen onze bedoeling is een andere, zeer eenvoudig onder woorden gebracht in de woorden „begrip" en „eerbied". Wij willen ons volk het begrip bij brengen, dat wij de erfgenamen zijn van een oude beschaving, waarvan, ondanks vele vernietigende tendenzen, voor wie ze herkennen kan nog tal van resten over zijn, hier als natuurmonument, daar als uiting van kunstbegaafdheid of stijlgevoel, ginds als kostelijke gewoonte zich uitsprekend in zede en rechtsbegrip. Wij propageren heemkennis, waarbij de heemkunde ons moge vóórgaan en leiding ge ven: kent Uw land, kent zijn schoonheid, zijn tra ditie, zijn stijl, in één woord beseft de aanwezig heid van een oude beschaving, hebt begrip! Ik herinner mij uit een toespraak van een groot ge leerde, die tevens een even groot kenner en min naar was van onze oude cultuur als hij vormgever was van een nieuwe: de zozeer betreurde Van der Leeuw, deze woorden: „een volk dat leeft buiten zijn verleden om, is op weg naar de ondergang". Die overtuiging was geboren uit dat begrip. En die overtuiging leidt tot het tweede, dat naast, of misschien nog boven dat begrip moet worden hooggehouden het gebod„hebt eerbied". Eerbied voor de schoonheid van ons land, of laat ik het woord omkeren: voor een landschapsschoon, dat door zijn zeldzame verscheidenheid en afwisseling een zeer bijzondere karakteristiek heeft, welke door hetgeen mensenhand er in de loop der eeuwen aan heeft gedaan nog wordt versterkt; eerbied voor de daarin passende overblijfselen van een oude cul tuur, welke in onze stemmige dorpskerken, kerk hoven en brinken, in boerderij-vormen, in boom lanen en molenparken, in watergangen en polder sloten, in dijken en ophaalbruggen, in kleder drachten en gewoonten een eigen stijl manifesteert; eerbied voor het historische schoon, dat van die zelfde cultuur- en levensstijl in onze steden de draag- en steunpunten vormt. Dat alles is geen toevallig bezit, het is niet alleen maar een „overblijfsel" uit het verleden, datgene dat „de tand des tijds" heeft gespaard en een schennende mensenhand niet vernielend heeft aan geraakt. Immers ten eerste is het schoonheid, dat wil zeggen een stukje kunstenaarsarbeiden ik neem daarbij het begrip kunstenaar zo ruim mo gelijk en denk niet aan meer of minder bekende namen; die doen niets ter zake: het gaat om het uit het werk sprekend gevoel voor vorm, verhou ding, rhythme, om het harmonische, dat in vroeger eeuwen een algemener verspreid bezit was dan thansin vroeger eeuwen, toen traditie, opleiding, vakkennis, voorbeeld, bezieling veler deel kon zijn, zodat door aller samenwerking de stijl ontstond, die overeenkwam met de behoeften van een tijd en deze bevredigde. Stijl hebben is niet alleen hou ding hebben, het is de juiste, de onder bepaalde omstandigheden passende houding hebben in een bepaalde tijd; de goede kunstenaar, ook de goede ambachtsman heeft daarvoor het gevoel, kan daar van het begrip hebben. Is het laatste zo, dan schept hij ook in het eenvoudigste iets dat schoon is. Op leiding, vakkennis, voorbeeld is daarvoor echter niet genoeg, het is daarvoor ook nog dat ondefi nieerbare nodig, dat wij-bezieling noemen. Dat is een aanraking met dieper of hoger dingen dan het alledaagse en daarom kunnen en mogen wij de voortbrengselen ervan niet anders naderen dan met eerbied. Er is voor die eerbied nog een tweede motief; dat steekt in de betekenis van het woord „historisch", dat wij met het schoon zijn verbonden hebben. Die betekenis wordt niet alleen gedekt door het begrip van het verleden, niet alleen door het woord „oud". Daar moet bij komen, dat het in de tijd van zijn ontstaan uitdrukking gegeven heeft aan wat in die tijd leefde, belichaamt hetgeen die tijd wilde, wat hij in zijn beste ogenblikken en door zijn meest be gaafde mensen kon tot stand brengen. Wil het lot, dat dit tot stand gebrachte tevens in betrekking stond tot het uiterlijk gebeurende, waardoor het nog herinneringen mededraagt aan omstandighe den, feiten, persoonlijkheden van betekenis voor stad en land, dan versterkt zich nog die innerlijke waarde van het „historisch schoon" voor hen, die stad en land, hun lot en geschiedenis, hun bescha ving en ontwikkeling liefhebben. Het oude bouwwerk, of het nu een belangrijke kerk of een raadhuis, een stadshuis of een boeren- 41

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2023 | 1951 | | pagina 19