langs Lijnmarkt, Donkere Gaard, Kromme Nieuwe
Gracht, Drift enz.; te Dokkum, om ook een klein
stadje te noemen, met z'n door de stad slingerend
watertje, het Nauw, enz., enz. - -
Men versta ons goed. We hebben te veel begrip
voor de belangen ener behoorlijke volkshuisves
ting, dan dat we op dit gebied alles zouden willen
slikken ter wille van het behoud van historisch en
schilderachtig sfads- en dorpsschoon; ten slotte
gaat het om de mens, om zijn recreatieve behoeften,
maar ook om zijn woon- en werkgebied en zijn ver
keersmogelijkheid. Evenwel, ook als oud-Rijnbe
woner te Woerden, kunnen we met de beste wil ter
wereld niet inzien, dat in casu de „uiterste nood
zakelijkheid" zou aanwezig zijn, welke, naar luid
van het Koninklijk besluit inzake het Paardewater
te Gorinchem, alleen vernietiging van cultuur
waarden als deze zou excuseren.
Dat hier woontoestanden zouden heersen, die ons
,,de haren te berge doen rijzen" zoals b.v. in
vele oude schilderachtige stadsdelen van Amster
dam en elders is absoluut onjuist. Nog altijd
wonen aan de Rijn te Woerden middenstanders,
nog altijd zijn er zakenpanden en ook pakhuizen,
ook per as bereikbaar, nog altijd zijn er inderdaad
ook enkele bescheiden woningen. Waarom zou
juist nu, waar ook deze gemeente vele moeilijk tole
rabele samenwoningen telt, het gevaar voor paupe-
risering acuut zijn?
Dat de ontwikkelingsmogelijkheid van Woerden
als „groeiend centrum" ook naar voor een klein
deel zou afhangen van demping van de Rijn, dat
deze demping daarvoor zelfs een „levensquaestie"
zou zijn, moet ten stelligste worden betwist.
Van het stadsbeeld, dat na demping zal ontstaan,
moet men zich maar geen illusies maken. Ook bij
deze gedempte gracht, zult gij, o>m in de taal van
Dr Fockema Andreae te spreken, dadelijk onraad
speuren, ook zij zal de duidelijke sporen harer ver
minking dragen en blijven dragen. Wel zal geen
nieuwe „riante" winkelstraat voor onze ogen op
doemen als „een schrikbeeld, een profanatie". En
de bedrijfspanden met hier en daar een boven
woning, welke men zich langs de gedempte Rijn
denkt, en die het zeker niet beter zouden doen dan
winkels, zullen er niet of slechts sporadisch komen.
Het is, economisch gezien, niet zo, dat het be
drijfsleven als het ware op het dempen van de Rijn
zit te springen. De geschiedenis van de klein-indu-
strie te Woerden, ook in de laatste jaren, geeft voor
die mening hoegenaamd geen grond. Maar ook,
wanneer men voor de toekomst van het stadje in
dit opzicht meer verwacht, waarom zou de klein-
industrie dan juist langs een gedempte Rijn moe
ten ontstaan Ook al weer generaliserend, is ge
wezen op de minder florissante toestand van de langs
de Rijn gelegen panden. Maar laat men zich eens
realiseren, dat noch langs de Rijn, noch aan de
daarmee in hoofdzaak parallel lopende Haven- en
Achterstraten, noch zelfs in de Voorstraat, sedert de
eerste wereldoorlog iets noemenswaard is veran
derd. Het aspect van deze straten is volkomen het
zelfde gebleven, moge het zijn, dat de ouder gewor
den panden, waaraan nauwelijks enige vernieuwing
heeft plaats gehad, hier en daar de sporen daarvan
dragen. Te Woerden echter in niet grotere mate
dan op véle andere plaatsen.
Demping van de Rijn zal o.i. voor verschillende
eigenaren van daaraan gelegen panden een wan
hopige toestand scheppen en het verval daarvan
in de hand werken.
Nog altijd blijft immers het indertijd door Ged.
Staten gemotiveerde bezwaar van het aanzienlijk
hoogteverschil. Indien de hedendaagse stedebouw-
kundige dit, wat de straat betreft, al meent te kun
nen overwinnen, dan zal dit niet gaan zonder dat
de ligging van de huizen ten opzichte van het
straatniveau er op achteruit gaat. De bestaande
bebouwing is waarschijnlijk dan ook geheel of
grotendeels weggedacht, maar de practijk leert,
dat aanpassing, zoals hier vereist zou zijn, slechts
langzaam plaats heeft, tenzij men ook waar in
casu wel niemand aan zal denken de aangelegen
panden onteigent, amoveert en de terreinen op
nieuw uitgeeft.
Het hoogteverschil met de parallel lopende straten
zal blijven bestaan. Terecht is er op gewezen, dat
de Oude Rijn binnen Woerden niet is te vergelij
ken met de meeste grachten in onze Hollandse
steden. Niet omdat, gelijk men stelt, het „grachten
beeld" daarvan principieel zou verschillen; de
Rijn, zoals deze zich aan ons vertoont, biedt het
aspect van een gracht en wel van een gracht van
geheel apart karakter en unieke bekoring. Dit is
behalve aan z'n bochtige loop, te danken aan zijn
lage kaden en z'n hoge bruggen. Rechts en links
loopt het terrein op naar de parallelle straten, die
eens, toen de Rijn nog rivier was, de dijken vorm
den. De Rijn is dus inderdaad een bijzonder geval,
niet een gegraven kanaal doch een oude rivierloop.
Wie echter meent door daarop te wijzen een argu
ment aan de tegenstanders van demping uit handen
te slaan, vergist zich. Constateerde niet reeds Dr
Fockema Andreae met voldoening, dat (bij alle
gedempte grachtenleed) men aan de riviertjes
in de stad nog nauwelijks heeft geraakt er zijn
echter lugubere voorbeelden, denken we aan de
Ee (wal) te Leeuwarden en waarschuwt hij niet
21