droomt, doemt voor onze oogen op als een schrik
beeld, een profanatie".
Terloops herinnert Dr Fockema Andreae aan een
andere episode uit de geschiedenis van Woerden
en voert hij ons binnen in de raadsvergadering van
24 Februari 1887, waarin over het lot van het in
vervallen staat geraakte Stadhuis zou worden be
slist. Onverwachts verscheen de geestdriftige ge
duchte waker voor monumenten van bouwkunst,
Victor de Stuers, in al zijn waardigheid op de pu
blieke tribune met de bedoeling om met zijn blik
ken de raadsleden als het ware te biologeren en zo
het dreigend onheil af te wenden. De toeleg ge
lukte en het Stadhuis, een juweel van bouwkunst,
dat, sinds dien in oude luister hersteld, eerst als
Kantongerecht dienst deed en thans de waardige
bestemming heeft van Oudheidkundig Museum,
werd gered met 9 tegen 2 stemmen. De Stuers heeft
dit geval op levendige, geestige wijze beschreven in
zijn artikel ,,FIoe een monument gered wordt. Het
Stadhuis van Woerden" („Van Onzen Tijd", VI,
6579), een artikel, o.a. verlucht met de caricatu-
ren van burgemeester en raadsleden, die hij, de
talentvolle tekenaar, had zitten schetsen om zich
de tijd op de tribune te korten.
Dr Fockema Andreae hier helaas te veel opti
mist meent, dat men zich niet aan een herhaling
van zo iets zou willen blootstellen en dat, al leeft
De Stuers niet meer en moet zijn evenknie nog
worden gevonden, het uitgestrooide zaad rijkelijk
wortel heeft geschoten en de huidige hoeders der
cultuur in Den Haag zich ten opzichte van een
eventuele nieuwe aanslag op stedelijke waarden
van historische en aesthctische betekenis, zeker niet
onbetuigd zouden laten. Hij wijst in dit verband
op het Koninklijk besluit van 30 Juli 1932, S. 418,
tot vernietiging, wegens strijd met het algemeen
belang, van de besluiten van de gemeenteraad van
Gorinchem van 1931, waarbij B. en W. worden ge
machtigd het Paardenwater in die gemeente in
erfpacht aan te nemen en dit te laten dempen. Het
steunt o a. op de volgende overwegingen, die vooral
ook nu alle aandacht verdienen (Woerden, Leiden,
Gouda, Breda, Bolsward, Amersfoort
„dat de demping van dit water niet alleen ver
nietiging van zeer belangrijke historische waarden
„zou inhouden, maar ook het stads- en natuur
schoon ter plaatse ernstig zou schaden; dat een
„dergelijke vernietiging van cultuurwaarden slechts
„bij uiterste noodzakelijkheid kan worden toege
laten; dat indien al ooit gegrepen mag worden
„naar overblijfselen uit vroegere tijd van histori
sche en aesthetische waarde als objecten van
„werkverschaffing, daarmede tevens een algemeen
„belang gediend moet worden, dat boven behoud
„daarvan uitgaat".
Wat in dit Koninklijk besluit gezegd wordt over
„onvervangbaar stadsschoon", aldus Dr Fockema
Andreae, geldt zonder twijfel ook voor een geval
als dit (Woerden)
„een riviertje, dat zich door een oude binnenstad
„slingert, strakke lijnen verbrekend en aan het ge-
„heel een ongemeene bekoring schenkend, biedt
„effecten van een verrassende schilderachtigheid.
„Wij genieten van die effecten in vele onzer oud-
vaderlandse steden en zouden ze nergens willen
„missen. Vele pittoreske grachten en grachtjes zijn
„door onze 19e eeuwsche voorouders gedempt;
„saaie, holle, kille, ordinaire straten kwamen er
„voor in de plaats. Aan de riviertjes in de stad ech-
„ter raakte men tot dusverre gelukkig nog nauwe
lijks. Er worde goed voor gezorgd, dat men er
„ook in de toekomst de handen afhoudt".
De schrijver gaat dan nog eens in op het in de vo
rige eeuw gepleegde vandalisme; op de slopingen,
verminkingen, dempingen, de ontluistering van
eertijds karakteristieke en bekoorlijke stadsbeelden.
Ook op de grotere waakzaamheid van de laatste
decennia, waarin men z.i. zuinig is geworden op
wat er nog over is aan fraaie gevels en schilderach
tige binnenwateren. Hij acht een en ander thans
„tamelijk wel veilig" en vindt dit vooruitzicht „bi
zonder verblijdend, wat de wateren betreft, alsme
de omdat met hun behoud een van de typische ka
raktertrekken der Nederlandse stad gemoeid is."
Het slot van het artikel nemen we in zijn geheel
over:
„Elk land vertoont zijn eigen schoonheden, ook in
zijn steden en dorpen. Met den baksteen, de lage
bebouwing en de boomen behoorde van ouds het
water tot de vermaardste kenmerken van onze va-
derlandsche nederzettingen.
Men behoeft slechts een oppervlakkige vergelijking
te maken tussen oude en nieuwe plattegronden,
tusschen antieke prentenverzamelingen en moderne
collecties van foto's om te ervaren hoe veel juist het
water tot den luister, ook wel tot de intieme beko
ring onzer steden en stadjes bijdroeg, en hoe ont
stellend veel op dat terrein is bedorven. Waar gij
waterlooze straten ziet, die nog den naam „gracht"
dragen, speurt gij aanstonds onraad. Maar ook
menige „straat" of „laan" verloochent haar af
komst niet en draagt de duidelijke sporen harer
verminking.
Langen tijd heeft men gemeend, dat de belangen
van het, dikwijls door een vergrootglas bekeken,
menigmaal zelfs geheel denkbeeldig, verkeer de
demping vorderden van wateren, die gezegd wor-
19