niet onderhanden genomen kunnen worden, Haag-
dijk 22 te Breda, de Waalse kerk te Delft, de St
Jacobstoren te 's-Gravenhage, het kasteel Canne
bij Maastricht, de Geertekerk te Utrecht, het raad
huis te Zutphen op de wachtlijst worden gezet.
In de Memorie van Toelichting op de Rijksbegro
ting van het dienstjaar 1951 van de Minister van
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen komt een
bijlage voor, waarop niet minder dan 186 monu
menten staan vermeld. Het zijn vooral grote mo
numenten, waaronder vele kerken, het kleine mo
nument, het woonhuis zal men er vergeefs in zoe
ken, die waren nog niet aan de beurt. Intussen
behoeven deze monumenten, aldus de Minister
van O. K. en W., een begroot bedrag van
18.777.200,De Minister tekent er bij aan „dat
de restauratie van deze gevallen noodzakelijk en
dringend wordt geacht, doch dat in verband met
de zorgelijke toestand van 's lands financien nog
geen subsidie in uitzicht gesteld kan worden, het
geen vrijwel steeds zal betekenen, dat ook tot het
herstel voorlopig niet kan worden overgegaan".
Gevallen, die al te ver weg zijn, zoals de eerstge
noemde monumentale pakhuizen, zoals enige ge
vels in de Kalverstraat te Amsterdam zijn in het
geheel niet meer op de lijst gekomen, die zijn nu
meteen al voor sloop prijs gegeven.
Wij zijn de Minister dankbaar voor deze lijst, het
zal de volksvertegenwoordiging, wanneer zij daar
de aandacht voor heeft, kunnen leren, wat zij na
laat, bewust nalaat.
Zo zullen in de volgende jaren alom in den lande
waardevolle producten van Nederlandse bouw
kunst, kostbaar cultuurbezit, aan verder verval
worden blootgesteld, zo niet geheel verloren gaan
en zal de harmonie van straat- en grachtwanden
verder geschonden worden. En dat door zuinigheid
die de wijsheid op de meest verwerpelijke wijze be
driegt.
11 M. M. van Ho ff e n
HET HUIS „BOEKELOO" TE BENNEKOM
Maandag 21 November 1949 kon men in Benne-
kom een eigenaardige optocht gadeslaan. Langs
het één-man-brede kerkepad dat gaat van de kerk
naar het huis Boekeloo liepen onder een trieste
herfsthemel, begeleid door de imponerende klan
ken van de driehonderdjarige Sloetenklok, een der
tigtal mensen die tot doel hadden een bezoek aan
het amptsjonkerhuis Boekeloo. Vóórop in die gan-
zenstoet gingen W. A. F. R. van den Clooster baron
Sloet tot Everlo en burgemeester Boot van Ede met
hun echtgenoten, daarachter volgend de heer Kui
pers van O.K. en W., wethouders van Ede en tal
van andere genodigden.
Boekeloo was hersteld, gewekt uit een dommel van
zeker meer dan honderd jaar, een tijd waarin wei
nig aandacht werd besteed aan het onderhoud.
Bovendien had Mars aan het eind van zijn laatste
interregnum zijn sporen aan het gebouw achter
gelaten. Maar nu zou een verre nazaat van het
oude geslacht Sloet dat in het begin van de 17de
eeuw Boekeloo bewoonde, de sleutel in het slot
van de deur van het herstelde huis steken en daar
mede voor het huis een nieuwe phase van zijn be
staan inluiden.
Na de oorlog, in Augustus 1945 nam de eigenaar
van Boekeloo het besluit de zwaar gehavende
„oude keet" af te breken om met de resten ervan
een noodboerderijtje te bouwen. Door ingrijpen
van vrienden van het oude gebouw, in de eerste
plaats wel door toedoen van het Ministerie O.K.
en W., werd de algehele verwoesting van het huis
voorkomen en werden plannen gemaakt welke
leidden tot de restauratie. Op uiterst gelukkige
wijze is de architect IJsbrand Kok te werk gegaan,
hij heeft zelfs, afgezien van het matige bedrag dat
verwerkt kon worden, een resultaat bereikt waarop
de gehele gemeente Ede met recht trots is. Het ver
vallen huis is geworden tot wat het eens was, een
juweel van Gelderse landelijke bouwkunst. Het be
lang van het behoud van het huis, dat sinds 1650
als boerderij in gebruik is, ligt zeker ook in zijn
bewoningsgeschiedenis en zijn, voor een stenen huis
in een klein dorp als Bennekom, hoge ouderdom.
In Bennekom betitelt men Boekeloo sedert onheu
gelijke tijden ook wel als „het klooster". Het eigen
aardige is echter, ondanks het feit dat er een legen
de bestaat dat er een onderaardse gang loopt van
het huis naar de kerk, dat er geen enkele aanwijzing
is dat het gebouw ooit voor religieuze doeleinden
werd gebruikt. Wel schreef Dr Oosting in 1937 een
artikel waarin hij zijn vermoeden uitspreekt dat
Boekeloo wel degelijk in het bezit is van een onder-
100