Ton Koot
MONUMENTENZORG?
Na vele jaren van onvoldoende onderhoud behoe
ven vele huizen grondig herstel. Voor dat herstel
is geld nodig, veel geld, dat nu juist niet royaal aan
wezig is bij de eigenaren van oude panden, die zo
dikwijls de schoonheid bepalen van stads- en dorps
kernen. Dat loopt uit op verwaarlozing met als
gevolgenbrand, onbewoonbaar verklaren, instor
ten, slopen ofmoderniseren, wat in vele gevallen
even erg is als een flinke brand. Daarom was het
zo uitstekend, dat de regering door middel van de
Rijksdienst voor de Monumentenzorg de mogelijk
heid opende voor panden, die als monumenten van
geschiedenis en kunst konden worden beschouwd,
subsidie ter beschikking te stellen. Het was ver
heugend te bemerken, hoe geleidelijk de huiseige
naren de weg naar Monumentenzorg wisten te vin
den en op deze wijze vele waardevolle percelen
door kundig herstel behouden konden blijven niet
alleen, maar ook weer een sieraad van hun buurt
werden.
Juist nu deze actie op dreef is gekomen, is de rege
ring zo tactloos het jaarlijkse bedrag voor restaura
ties terug te brengen van twee en een half millioen
op twee millioen gulden.
Zij moge dit boekhoudkundig verantwoord achten,
in feite is het dat niet. Versobering van het levens
peil noodzaakt ieder onzer zijn bezittingen zo goed
mogelijk te onderhouden, om deze zo lang mogelijk
in zo best mogelijke staat te laten meegaan. Waar
dit voor het gezin geldt zou dat voor het landsbe
stuur niet gelden?
Er zijn nog andere overwegingen, die de noodzaak
van overheidshulp bij het behouden van oud stads
en dorpsschoon beklemtonen. Het delen van onze
armoede heeft nieuwe verplichtingen gelegd op de
schouders van de overheid. Waar de particulieren
noodgedwongen te kort moeten schieten en wij
denken niet het minst aan bescheiden rentetrekkers,
gepensionneerden, oorlogsslachtoffers, enz. in
de taak om hun huis, dat bijdraagt tot de aantrek
kelijkheid van stad en dorp, in goede staat te hou
den, dan is het overheidsplicht om de helpende
hand te bieden.
Het Nederlandse oude stedeschoon heeft roem,
wiens echo ver over de grenzen klinkt en dat na de
oorlogsverwoesting, welke over de wereld ging,
meer dan ooit zijn aantrekkingskracht op het rei
zende en voor schoonheid ontvankelijke publiek
uitoefent. En dat publiek wordt waarlijk niet enkel
gevormd door architecten, schilders of kunsthisto
rici, maar evenzeer door de brede laag van kunst
minnende toeristen, voor wie het stedeschoon de
drijfveer voor hun reizen is. Is het niet genoeg be
kend, dat stedeschoon zo niet de voornaamste dan
toch één der voornaamste redenen is, waarom
vreemdelingen ons land bezoeken? Laat de rege
ring zich dan doen informeren door de Alg. Ned.
Ver. voor Vreemdelingenverkeer of door de Kon.
Ned. Toeristenbond de A.N.W.B. of wel zelf haar
oren te luisteren leggen bij de toeristen, die jaar
lijks naar ons land komen en hun millioenen hier
achterlaten.
Het zou blijk geven van werkelijkheidszin en van
economisch inzicht dat immers in onze dagen
zo zeer in aanzien staat om van deze omstandig
heid een goed gebruik te maken en het herstel over
brede linie met evenveel kracht als zorg te bevor
deren. Daartoe is voorshands een jaarbedrag van
zes tot zeven millioen gulden nodig, naar oordeel
kundige schatting. In stede daarvan is met een
zuinigheid, die als onverantwoordelijk gekwalifi
ceerd moet worden, het toch al te karige jaarbedrag
met 20 teruggebracht. En dat in een tijd, dat de
lonen en bouwstoffen zoveel meer geld vergen.
In de practijk bètekent dit, dat tot het jaar 1953
de Rijksdienst voor de Monumentenzorg zijn gel
den moet besteden aan reeds eerder op zich geno
men verplichtingen. Dat betekent ook, dat geen
nieuwe verplichtingen meer aangegaan kunnen
worden tot dat jaar.
Is de regering zich bewust, dat dit het prijs geven,
d.w.z. de achteruitgang, zo niet de ondergang be
duidt van vele monumenten van oude en geprezen
cultuur, die immers niet wachten kunnen met in
storten totdat een wellicht even karig uitgemeten
begroting van het jaar 1953 is opgesteld?
Zo gaat in Amsterdam het eens zo om zijn schoon
heid geprezen Prinseneiland roemloos ten onder,
omdat het stoere rhythme van de prachtige pak-
huizenrij nu onherstelbaar geschonden is door
noodlottige brand en Rijkssubsidie uit zuinigheids
overwegingen niet toegekend wordt. Zo gaat ook
de trots van de Oude Schans in de hoofdstad te
gronde, omdat het pakhuis, dat er als een burcht
van de handel troonde, de Koorndrager, dat sterke
en fraaie middenstuk op deze kade, niet herbouwd
kan worden, wegens gebrek aan overheidssteun. Zo
zullen de Oude en de Nieuwe Kerk te Amsterdam
99