bedrag van 2 millioen gulden beschikbaar was, is thans in overweging dit bedrag voor 1951 te verminderen. De Bond Heemschut, die geregeld in contact is met restauraties en zich van de behoeften op dit gebied wel bewust is, weet, hoe Monumentenzorg wegens gebrek aan gelden practisch tot 1953 geen nieuwe objecten meer voor zijn rekening kan nemen. Zou dus handhaven van het jaarbedrag van 2% millioen gulden al bedenkelijk zijn, vermindering van dit bedrag is catastrofaal. Immers monumen ten, die op instorten staan, wachten waarlijk niet tot 1953. Reeds te lange verwaarlozing van vele grote en kleine monumenten maar vooral de verhoging van lonen en materiaalprijzen maken de uitbreiding van het jaarbedrag van restauratiewerken dringend nodig. Wil men onderhoud en herstel van onze monumenten, mede van die, welke door de oor logshandelingen getroffen zijn, naar behoren uit voeren, dan gaat hier voorlopig een jaarbedrag van 6 tot 7 millioen gulden mee gemoeid. Zakelijk kan men dit zien als een belegging in het kapitaal van ons cultuurbezit, dat, zoals men rond om kan gadeslaan, niet nalaat zijn rente af te werpen, o.m. in de vorm van toeristisch verkeer. Moge dit beseft worden door de Kamerleden, die straks over de begroting te beslissen hebben. In het verslagjaar kwam de z.g. Tijdelijke Wet Monumentenzorg tot stand. Men moge wel be grijpen, dat dit slechts een stoplap is, die spoedig en afdoend vervangen behoort te worden. De Wet beschermt nl. de onroerende zaken, ver meld in de Voorlopige Lijsten der Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst. Dat op deze lijsten duizenden gebouwen voorkomen, wel ke reeds lang ten onder zijn gegaan (alleen in Amsterdam al vele honderden) geeft een uitermate onbehagelijk gevoel, maar dat er bovendien vele duizenden op ontbreken, is bepaald verontrustend. Met klem moet dan ook aangedrongen worden op voltooiing van de herziening dezer lijsten, opdat eindelijk het „Voorlopige" voor de lijsten en het „Tijdelijke" van de Wet kan verdwijnen. Onze commissies voor Stad en Dorp in de elf pro vincies steunen dit streven daadwerkelijk door haar inventarisatie van stedebouwkundig interessante complexen, architectonische monumenten, enz. Een nieuwe en dan echte Monumentenwet zal rekening moeten houden met de bescherming van stedebouwkundige complexen. Hoezeer dat nodig is, heeft het secretariaat van de Bond ervaren in het afgelopen jaar, toen op vele plaatsen in Nederland het dempen van grachten, havens en vaarten dreigde en in verschillende gevallen al tot uitvoering werd gebracht. Niet minder dan met 20 dempingen had ons bureau bemoeiing. Met ontsteltenis is kennis genomen van de ramp welke het, door de Prins van Oranje gestichte, Willemstad heeft getroffen. Na de vele branden, die door schuld monumenten hebben aangetast of verloren doen gaan men denke aan de Wal burgstoren te Zutfen, het Paleis Noordeinde te 's-Gravenhage, de zes 17de eeuwse pakhuizen te Amsterdam menen wij met kracht te moeten aandringen op verscherping van maatregelen, zowel die van instructie als die van toezicht en helaas, ten slotte, van strafbepalingen. Tot de overige grote problemen, die de aantasting van de schoonheid van ons land betroffen, moeten nog gerekend worden De verstoring van ons wijde en zo kwetsbare land schap door de aanleg van hoogspanningsleidingen. De ontsiering van weg en landschap door storende buitenreclames, De verwaarlozing en sloping van onze molens. Tot het diep ingaan op deze vraagstukken, die zo nauw samenhangen met de schoonheid van de om geving, waarin wij allen leven, biedt dit verslag onvoldoende plaats. Zij raken echter geheel ons volk en zullen ongetwijfeld tienduizenden land genoten bij tijd en wijle ernstiger bezighouden. Dat is de reden, waarom deze vraagstukken uit voeriger vermeld worden in ons orgaan: Heem schut, dat aan alle leden wordt toegezonden. Dit zou voor vele Nederlanders alleen al een reden kunnen zijn om zich als lid bij de Bond Heemschut aan te sluiten. Leden De Bond heeft zich, niettegenstaande de voor ver enigingen zo ongunstige tijd, in het achter ons liggende jaar gezond ontwikkeld. Na aftrek van het gebruikelijke verlies van enige tientallen individuele leden, is er een groei van 10% nl. 6 donateurs, 9 gewone leden en 65 buitengewone leden, zodat het totale ledental thans bedraagt 119 leden, dat zijn verenigingen, die elk een deel van de heemschutgedachte nastreven, 71 dona teurs, w.o. de provincies en gemeentebesturen en 676 individuele leden. Bestuur Het bestuurslid Nanne Ottema heeft, wegens het vorderen der jaren, gemeend, zijn taak als mede bestuurder aan een jongere kracht te moeten over laten. Hem zij van deze plaats nog eens onze har telijke dank gebracht. Bij de bestuursverkiezing 82

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1950 | | pagina 12