S. Spoelstrajr.
DE VLEK GAAT VERDWIJNEN
,,Aan dit grootse werk mag geen vlek
kleven"
Uitspraak in de Tweede Kamer met
betrekking tot de Zuiderzeewerken.
Redelijkerwijs heeft de Regering de correctie van
de nadelen, voortvloeiende uit de drooglegging
van de Zuiderzee, als Staatszaak aanvaard en zij
heeft de tengevolge van de afsluiting noodzakelijke
waterschapsvoorzieningen en sociale steun aan ge
dupeerden al dadelijk tot onderwerpen van over
heidszorg gemaakt. Maar het is wel opmerkelijk,
dat de Zuiderzee al bijna twee decenniën IJsel-
meer moest zijn, alvorens zij zich ook de conser
vering van de door de rigoreuze veranderingen tot
ondergang gedoemde Zuiderzeebeschaving ging
aantrekken en dit is wellicht het ernstigste cul
tureel verzuim, dat in deze eeuw in Nederland is
begaan.
Op i Juli van dit jaar heeft de Regering echter een
begin gemaakt om dit verzuim te herstellen door
de opening van het Zuiderzeemuseum te Enkhui
zen als Rijksmuseum. Zij is daarbij krachtdadig
gesteund en gestimuleerd van particuliere zijde.
Onze natie dankt dit begin voor een goed deel aan
het particulier initiatief, dat zich wel bizonder in
spande in een kleine stad als Enkhuizen en de weg
voor de Regering effende door een monumentaal
blok gebouwen beschikbaar te stellen en er nog een
behoorlijke som uit de Gemeentekas bij te voegen.
Een oproep uit die stad bracht velen van heinde
en ver er toe zich gezamenlijk in een Vereniging
„Vrienden van het Zuiderzeemuseum" te beijveren
om aan opbouw en inrichting van het museum alle
steun te verlenen. En zo is dan dank mede aan
de voortvarendheid van het Nederlandse volk, dat
geen vlek duldde op het grote werk van de droog
legging het Zuiderzeemuseum tot stand geko
men voordat het helemaal te laat zou zijn.
Uiteraard is dit nog maar een begin van het begin.-
Wat in 1929 op de Zuiderzee-Visserij-Tentoon-
stelling te Enkhuizen voor het grijpen lag, is naar
alle kanten weggezworven en goeddeels verloren
gegaan. Vele merkwaardige dingen, die behoorden
tot de typische nalatenschap van de flevische cul
tuur, zijn in onbruik geraakt en mitsdien verdwe
nen en het vraagt eindeloos geduld en grote speur
zin om de restende stukken te achterhalen en voor
het museum te verwerven. Het mag dan ook ver
wondering wekken wat de directie van het Zui
derzeemuseum en de „Vrienden" in de luttele
jaren van hun gezamenlijke actie al hebben weten
bijeen te brengen. Er zal wel nooit een moment
aanbreken, waarop men kan zeggen, dat de ver
zameling „compleet" is, maar wat nu reeds werd
tezamengebracht is al zo veelomvattend, dat
slechts een deel daarvan in het Peperhuis, het thans
geopende hoofdpand van het binnenmuseumcom
plex, kon worden ondergebracht.
Tot dit complex behoren nog een achttal panden
aan Wierdijk en Kade, waarvan de restauratie nog
wachtende is en eerst als die voor hun nieuwe be
stemming zullen zijn ingericht, zal het mogelijk
zijn de verzameling te ordenen volgens de beraam
de en bereids ministerièel bekrachtigde plannen.
Uit veel van wat later chronologisch in verschil
lende afdelingen zal worden ondergebracht, is nu
een greep genomen en in de stemmige zalen van
het Peperhuis werd een expositie bereikt, die tel
kens frappeert door originele vondsten en getuigt
van veel fantasie en liefde voor het schone detail
bij de samenstellers.
Er is een zaal vol huiselijke hoekjes en een keuken
kamer, die pronkt met het zonnig gerei van geel-
en roodkoperen potten en steelpannen. Sober-
mooie kabinetten en ladenkasten staan er onder
een keur van tin en ceramiek. De fraaie kleder
drachten van Huizen en Hierden, van Marken en
Volendam maken er goede sier en een prachtige
collectie mutsen en kappen herschept een serie
gipskoppen tot kleine psychologische portretten.
Van vrouwensier is er een grote vitrine vol, waarin
de gouden oorijzers, baggen en ringen naast naai-
tuigjes, lodereindoosjes, kralensnoeren en zilveren
schoengespen te kijk liggen. Een ganse vloot van
fikse modellen van alle vaartuigen, die ooit de
Zuiderzee bevaren hebben, trekt aan het verwon
derde oog voorbij en doet de schone aanblik ver
moeden, die de bezoeker te wachten staat als het
museum eens zal kunnen bogen op een vrijwel vol
ledige verzameling van al deze schepen in natura,
waarvan de eerste specimina, een Friese boeier, een
Wieringer aak, een Zeeuwse hoogaars, een El-
burger bons, een Sta verse jol en een Lemster
schouw thans reeds vóór het museum in de Ooster-
haven opgetuigd liggen.
Dat de Zuiderzee en haar boorden een rijke bron
van inspiratie waren en nog zijn voor schilders,
schrijvers en componisten, wie zou dat niet vermoed
75