Nu schreef de Schiedamse Gemeenschap dat er bij de bouw voor gewaakt zou worden, dat er geen boom te veel sneuvelt. Maar zij vergat daarbij dat het niet gaat over een zeker aantal bomen, zoveel beuken, zoveel kastanjes of linden of esdoorns, doch dat het hier betreft een aaneengesloten groep, sa men een gemeenschap vormend, bomen in de le vensvoorwaarden op elkander aangewezen en el kander steunend. Die gemeenschap zou radicaal worden verbroken, als de middenmoot weg zou vallen. Als de gevel van 7, of die van 17 m hoogte, dichtbij of tegen een boom wordt gebouwd, als, tengevolge van de bouw, de stand van het bodemvocht wordt gewij zigd, de belichting of de beschutting tegen wind druk wordt veranderd, kunnen zulks bomen van meer dan 100 jaar niet verdragen. Jonge bomen hebben aanpassingsvermogen; oudere moeten dat missen. Ook het financiële risico leek vele leden te zwaar. Het voorstel in stemming gebracht werd verwor pen en het gevaar voor de Plantage was afgewend. En de katjes van hazelaar en els slingeren en ben gelen in de zachte voorjaarswind; zij jubelen en luiden een nieuwe lente in, ook voor de oude Plantage. Schiedam, Febr. 1950. TON KOOT GLORIE EN ONDERGANG VAN DE HOLLANDSE MOLENS Van de meer dan achtduizend windmolens, die in pns land gestaan hebben, waren er omstreeks 1900 nog tweeduizend over. In 1946 telden wij er nog 1306 intact, zoals het pittige boekje leert,,De Wind molens", dat door K. Boonenburg in de Heem schutserie werd uitgegeven. Thans zullen wij het aantal, dunkt mij, op een 1200 moeten schatten, waarvan dan nog een percentage stil staat, dit laat ste te schatten op 20 Wij zijn dus voortdurend op de terugweg. Toch is er veel bereikt. Sinds in 1923 de vereniging „De Hollandsche Molen" door Mr. P. G. van Tienhoven werd opgericht en deze vereniging zich ging specialiseren op dit terrein, dat eerst door Heemschut in zijn veel te veel omvattende taak was bestreken, is er ontzaglijk veel gebeurd. De jaarboeken van „De Hollandsche Molen" geven dat te lezen. Wat de laatste jaren gepresteerd werd, is te weinig bekend en verdient ten volle publicatie. Sedert Mei 1946 werd door „De Hollandsche Mo len", afgezien nog van de adviezen die verstrekt werden-, aan niet minder dan 122 molens subsidie tot herstel verleend. Voor 80 molens werd dit uit gekeerd. Nog 12 aanvragen zijn in behandeling. Dank zij de omstandigheid, dat in 1949 resten van subsidies van vorige jaren konden worden opge bruikt, was dat jaar 90.000.regeringssubsidie beschikbaar. Al lijkt dit een heel bedrag, ten aan zien van de toestand van vele molens en hun eige naars is het een luttel bedrag, waarvan de beste ding met zorg moet worden gehanteerd. Het stand punt van „De Hollandsche Molen" is: elke molen moet z'n eigen kost kunnen verdienen. Dat bete kent, dat in het algemeen alle molens, die niet meer in werking komen, als candidaten voor sub sidie afvallen. Dat is vaak een hard gelag. Het is dan ook een harde maatregel, maar deze grens moest nu eenmaal getrokken worden; bij nadenken moet men erkennen, dat dit terecht is. Voor de beoordeling van de technische molen kwesties staat de vereniging een adviseur ten dien ste in de persoon van de heer De Koning, ter be schikking gesteld door Monumentenzorg. Het is ongetwijfeld mede aan diens bekwaamheid en niet het minst aan diens ontembare, aanste kelijke geestdrift te danken, dat nog zo veel ten goede keert dat al verloren leek. De opdracht om te trachten een molen te redden is vaak uitermate moeilijk. Alleen al wanneer men beseft, dat de molenaar aanlokkelijke voorstellen worden gedaan, als hij tot het gebruik van electri- sche kracht overgaat. Hij kan belangrijke steun verkrijgen in de aanschaffing van de machines Nota bene óók van een regeringsinstantie! Hier doet de ene hand te niet, wat de andere goed doet. Ofwel hier wordt vechten vóór windmolens tegelijk vechten tegen windmolensBovendien vragen dan de electriciteitsbedrijven een minimum-afname, welke meestal dusdanig is, dat het de moeite niet meer loont, om de windkracht in te schakelen. In 66

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1950 | | pagina 22