Staatsblad 1950 K 23 WET van 2 Februari 1950, houdende tijdelijke voorzieningen in het belang van
het behoud van onroerende monumenten van geschiedenis en kunst (Tijdelijke
Wet Monumentenzorg)
WIJ, JULIANA, BIJ DE GRATIE GODS, KONINGIN DER NEDERLANDEN, PRINSES VAN
ORANJE-NASSAU, ENZ. ENZ. ENZ.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluutdoen te weten
Alzo wij in overweging genomen hebben dat bij de wet voorzieningen van tijdelijke aard dienen te
worden getroffen in het belang van het behoud van onroerende monumenten van geschiedenis en kunst.
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben
goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1
Onroerende zaken, vermeld in de Voorlopige Lijsten der Nederlandse Monumenten van Geschiedenis
en Kunst, opgemaakt door de Rijkscommissie, ingesteld bij Koninklijk besluit van 7 Juli 1903, no 44,
en door de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg, ingesteld bij Koninklijk besluit van 10 Mei 1918
no 66, mogen niet worden gesloopt of veranderd dan na voorafgaande toestemming van Onze Minister
van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen.
Artikel 2
1. Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 1, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste
een jaar of geldboete van ten hoogste vijf duizend gulden. Het strafbaar gestelde feit wordt beschouwd als
een overtreding.
2. Indien het strafbare feit wordt begaan door of vanwege een rechtspersoon, wordt de strafvervolging
ingesteld en de straf uitgesproken tegen hem, die tot het feit opdracht gaf of die de feitelijke leiding had
bij het verboden handelen.
Artikel 3
x. Bij het in werking treden van deze wet vervalt het bepaalde in artikel 7 van het besluit van 7 Mei
1945, Staatsblad no F 67).
2. Deze wet is van kracht tot 1 Januari 1952 en kan worden aangehaald als „Tijdelijke Wet Monu
mentenzorg".
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen,
Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen
houden.
Gegeven ten Paleize Soestdijk, 2 Februari 1950.
JULIANA
De Minister van Onderwijs, Kunsten
en Wetenschappen
TH. RUTTEN
45