toenmalige raadskelder onder de Vleeshal „voor
7 centen zijn dorst leste met Lambiek, Lager of
Hollands Faro uit de oudste brouwerij het Scheep
je van F. H. van Alphen op de Houtmarkt" (blz. 23)
Concurrentie tegen grootbedrijven op dit gebied
en gebrek aan middelen om het bedrijf te moderni
seren, maakten het voor de heer van Alphen steeds
moeilijker om zijn zaak voort te zetten en in 1915
werd de laatste der Haarlemse brouwerijen geslo
ten, na een bestaan van ruim driehonderd jaar.
Enkelen zagen dit feit met deernis plaats vinden en
de Haarlemse onderwijzer C. J. Bettink wijdde in
„Buiten" van genoemd jaar een aardige bijdrage
aan het brouwerij bedrijf te Haarlem en speciaal
aan die van „het Scheepje", waar nog de sfeer van
het verleden aanwezig was. De schrijver prijst de
eigenaar om zijn liefde voor dit bezit en om diens
zorg voor het behoud, want hij schrijft woordelijk:
„Wat er ook gemoderniseerd is, de 17e eeuwse bin
nenkamer bleef. Daar zat meermalen, zo verzeker
de men mij, Frans Hals bij Burgemeester van Loo,
wiens portret op een der Schutterstukken voor
komt" (dit laatste is onjuist, gelijk werd gezegd).
Een jaar later werden de gevels en het interieur
van het huis getekend door P. H. van Alff en één
van diens tekeningen,-de achtergevel voorstellend,
werd in 1917 door de vereniging „Oud Haarlem"
aangekocht. Ze werd aan het Gemeentebestuur
aangeboden en berust thans in het Gemeente
archief te Haarlem.
Ofschoon de eigenaar aan zijn bezit was gehecht,
werd dit hem toch te zwaar en in November 1916
heeft hij zich tot het Bestuur van de vereniging
„Haerlem" gewend om mede te delen, dat de oude
kamer uit zijn brouwerij in de courant ten verkoop
zal worden aangeboden, aangezien de brouwerij
zelf met het woonhuis per 1 Januari 1917 in andere
handen zou overgaan. Daar de vereniging geen be
stemming heeft voor de oude kamer en ook de
koopprijs vrij hoog was - het geheel was geschat op
2.215,werd besloten van aankoop af te zien. -
Heeft de eigenaar met deze mededeling willen be
vorderen, dat deze unieke kamer voor Haarlem
behouden bleef? De nieuwe toekomstige eigenaar
wilde het perceel kopen om daarin zijn kaasexport
bedrijf te vestigen en de inventaris had uit dien
hoofde voor deze firma geen belang.
Op Dinsdag 12 en Woensdag 13 December ver
scheen in de „Oprechte Haarlemsche Courant"
een advertentie over de verkoop van de bedrijfsin-
ventaris, die als volgt luidt:
BROUWERIJ 'T SCHEEPJE
Verkooping.
Deurwaarder Waning zal op Vrijdag 15 Decem
ber, te 10 ure, verkoopen: Ladders, Handwagens,
Trappen, Stellingen, Balken, Planken, Pompen,
Touw-, Fust-, Kuipers- en Machinekamergereed
schap, Brandhout en al hetgeen verder zal worden
aangeboden. Daags tevoren te bezichtigen.
Zo werd de bedrijfsinventaris op 15 December pu
bliek verkocht en het perceel ging op 30 December
1916 bij onderhandse verkoop door de makelaars
firma Peper over aan de Gebr. Stuyt, kaasexpor
teurs, die hun zaak van Purmerend nu te Haarlem
gingen vestigen.
De oude kamer schijnt intact te zijn blijven staan
in het kaasexportbedrijf, ofschoon deze inventaris
toen nog eigendom was van de Heer van Alphen.
De eigenaar heeft blijkbaar geen koper kunnen vin
den en heeft toen in Maart 1917 de oude kamer
toch nog aan de nieuwe eigenaar voor 5.000,
overgedaan. Deze verwierf daarmede een bezit,
waarmede hij niet veel wist aan te vangen. Of
schoon in de plaatselijke bladen het bericht ver
scheen, dat de „oude kamer" zou blijven, bleek het
later, dat de kamer toch de modernisering van het
geheel slechts in de weg stond. Tot de zakelijke
relaties van de firma Gebr. Stuyt behoorde ook de
heer H. H. Lugard Jr. te Deventer, die een kaas
exportbedrijf op toenmalig Nederlands Oost-Indie
bezat. De eigenaar van dit bedrijf was echter ook
een kunstliefhebber en deze ziende, dat de eigena
ren niet veel voor dit bezit voelden en dat er gevaar
bestond, dat de „oude kamer" naar het buitenland
zou worden verkocht, vroeg of hij deze kamer met
het interieur niet kon kopen. De heer Lugard
dacht te meer hierover, omdat hij van plan was een
Museum te stichten in het Muntentorencomplex te
Deventer.
Na lange besprekingen werd op 13 Juli 1918 de
„oude kamer" voor circa 12.000,aan de heer
Lugard verkocht, toen de firma Gebr. Stuyt bezig
was om het pand te verbouwen.
De gehele kamer werd nauwkeurig opgemeten, ge
fotografeerd en daarna werd de wandbetimmering
afgenomen, de schouw uitgebroken, de deur weg
gehaald en alles werd goed genummerd en ver
pakt. Hetzelfde geschiedde ook met de losse inven
taris. De heer Lugard maakte voor dit doel gebruik
van Deventer werkkrachten, die bij de herstellin
gen van oude gebouwen ook werkzaam waren. Het
waren de heren E. Bokhorst van de firma H. G.
Bokhorst, Huis-, decoratie- en plateelschilder en
glasbedrijf, en H. J. Witteveen van de firma H. J.
Witteveen, aannemers- en timmerbedrijf, beiden
uit Deventer. Prof. K. Sluyterman, die de kamer
in 1908 had laten opmeten, was van dit gebeuren
op de hoogte.
28