Dr. W.A.J. Visser
DE OMZWERVING VAN
EEN NEDERLANDS INTERIEUR
Wie het bekende plaatwerk van Prof. K. Sluyter-
man over de „Oude binnenhuizen in Nederland"
openslaat, vindt daarin op plaat 17 en 18 twee af
beeldingen van een rijk burgermans-interieur uit
de 17e eeuw, waarbij de schrijver als toelichting
aangeeft: „een nagenoeg zuiver beeld van een
vroeg 17e eeuwse kamer geeft dit vertrek met bal
ken zoldering, witte wanden, betimmerde bedstede
en zandstenen schouw met Delftse tegels en hou
ten kap".
Dit interieur, dat in 1908 door de schrijver van
bovengenoemd boek werd beschreven, bevond zich
toen in het woonvertrek van de bierbrouwerij
,,'t Scheepje" aan de Houtmarkt 7 te Haarlem.
Zo was de toestand in 1908 en nu zijn we veertig
jaren later en in de catalogus van het „Philadel-
phia Museum of Art" (Handbook-number) vinden
wij op blz. 18 een afbeelding, die geheel met de
platen van Sluyterman overeenstemt en die het
onderschrift heeft: „Dutch room, 17 th. Century,
From Haarlem in North-Holland comes this room
from the house called „Het Scheepje" (the little
Boat) built in 1608 (Bulletin no. 172), waarbij nog
wordt vermeld, dat het interieur geschonken is aan
het Museum door Mr Edward W. Bok.
De geschiedenis van dit interieur vormt een relaas,
dat voor de historie verdient te worden vastge
houden, want, ofschoon men van oordeel kan zijn,
dat het wenselijk is, dat men ook in Amerika kan
zien, hoe of in de 17e eeuw de bevolking hier woon
de, is het toch jammer, dat juist één van de com
pleet bewaarde woonvertrekken is verdwenen.
Sedert de middeleeuwen heeft te Haarlem handel
en nijverheid een grote plaats ingenomen en reeds
in 1274 breidde Floris V de privileges van de stad
uit met de vergunning om op verschillende waren
accijns te mogen heffen. De belangrijkste tak van
export was toen reeds het bier, dat bij gebrek aan
goed drinkwater in heel Kennemerland werd ge
dronken en ook omdat Graaf Willem V in 1352 het
gebruik van vreemde bieren voor heel dit gebied
verbood en men dus op Haarlem's bier was aange
wezen. Het benodigde water leverde het Spaarne
en later de plassen achter de duinen. Talrijke keu
ren werden dan ook te Haarlem gemaakt om deze
industrie op een hoog peil te kunnen houden en in
de 1 je eeuw telde de Stad nog een 70-tal brouwe
rijen - meestal langs het Spaarne - waartoe de
„Drie Klaveren", de „Klimmende Leeuwen", de
„Olifant" en ook „Het Scheepje" behoorde.
Deze laatste brouwerij interesseert ons hier in het
bijzonder al behoort ze niet tot de oudste van de
stad.
Oude koopacten vermelden, dat in 1606 Dirick
Diricksen - de „jonge Schipper" genaamd, omdat
hij vroeger gevaren had - voor 700 carolus guldens
een huis en erf kocht aan het Spaarne tussen de
Otterstraat en de Dielemakersstraat, nadat hij
reeds in de Spaarnwouderstraat een huis en erf in
eigendom had verworven. In eerstgenoemd pand
begon hij een brouwerij, die hij „Het Scheepje"
noemde, waarschijnlijk uit herinnering aan zijn
voormalig beroep. Lang heeft hij niet meer geleefd,
want zijn kinderen verkochten ongeveer in 1630 de
brouwerij, het woonhuis en de graanmolen aan
Nicolaes Olican, echtgenoot van Agatha Dirick1).
Haar erfgenamen behielden de brouwerij tot in
het begin van de achttiende eeuw en zij wisten door
een goed beheer hun bezit nog aanzienlijk uit te
breiden.
In het begin van de negentiende eeuw (29 Augus
tus 1818) wordt de brouwerij in veiling verkocht
aan W. M. van der Aa te Haarlem en 28 October
1893 ten overstaan van notaris C. A. Joekes aan de
Haarlemse bierbrouwer J. J. Sem van Alphen.
Deze verkocht op 3 Januari 1905 het gehele bezit
onderhands aan F. H. W. W. van Alphen, die even
eens bierbrouwer was. Het was een eenzaam en stil
man, die maar weinig sprak en die grote liefde be
zat voor zijn brouwerij en voor het interieur van
het bijbehorende woonhuis.
De bekende Haarlemmer, Jan Tadema, schrijft in
zijn „Haarlemse jeugdherinneringen" (Haarlem,
1949), dat hij in zijn jeugd als Gymnasiast in de
27
9 In de litteratuur wordt herhaaldelijk gemeld, dat de brou
werij eigendom is geweest van Joh. Claesz. v. Loo, van 1623
1637 burgemeester v. Haarlem. Dit is onjuist. Voorts wordt
gezegd dat de brouwerij zou zijn afgebeeld op het schilderij
van Jacob Matham uit 1627 in het Frans Halsmuseum te
Haarlem. De Archivaris van de Gemeente Haarlem, Mej. Dr
G. H. Kurtz, deelt mij vriendelijk mede, dat bovengenoemde
brouwerij hier niet is afgebeeld, doch de brouwerij „De
Drie Lelién".