in de laatste jaren, het aantal gemeenten, dat hier toe uit eigen beweging overgaat, stijgende is. Ten opzichte van de onder 2 genoemde gronden buiten de bebouwde kom is het uitbreidingsplan het aangewezen middel om bestemming en be bouwing te regelen. De gemeente heeft de bevoegd heid (in bepaalde gevallen zelfs de plicht, art. 36 Woningwet) een plan tot uitbreiding vast te stellen, waarbij de bestemming van de grond in hoofdzaak of in onderdelen wordt vastgelegd. Hierbij kan b.v. worden voorgeschreven dat in een bepaald stads gedeelte alleen bebouwing van een passend karak ter of in het geheel geen bebouwing mag worden- uitgevoerd. Aangezien echter het uitbreidingsplan zich niet uit strekt over de bebouwde kom 1), zal de Commissie Stad en Dorp, wier belangstelling meestal uitgaat naar stadsbeelden binnen de bebouwde kom, slechts zelden met deze voorschriften te maken krijgen Voor de Commissie voor de Natuurbescherming (W.I.L.) kunnen ze daarentegen van groot belang zijn. Ten overvloede moge nog worden gewezen op de „bouwverordening", waarbij op grond van de be palingen in 1 der Woningwet voorschriften wor den gegeven betreffende aan woningen en andere gebouwen te stellen eisen. Wanneer daarin, zoals in de meeste bouwverordeningen het geval is, een z.g.n. welstandsbepaling is opgenomen, kunnen bouwaanvragen geweigerd worden op grond van het feit dat het plan in strijd wordt geacht met de door Burgemeester en Wethouders (of hun advi seurs) redelijk geachte welstandseisen. Deze kun nen zowel voor de te maken gebouwen op zich zelf gelden als voor de bouwwerken in verband met de omgeving of met het karaktei van de buurt waarin ze worden opgetrokken. Vele gemeentebesturen hebben voorts gebruik gemaakt van hun bevoegdheid ook andere ver ordeningen vast te stellen op het gebied van na tuur- en monumentenbescherming. Zo hebben vele gemeenten verbodsbepalingen gemaakt tegen het hebben of aanbrengen van ontsierende reclame. Overtreding van deze bepalingen wordt gestraft met geldboete, meestal ten hoogste 75. Van veel groter belang voor het behoud en de bescherming van stedelijke schoonheid is de monu mentenverordening, die bepaalt dat aan gebouwen of gedeelten van gebouwen, welke naar het oordeel van B. en W. uit een oogpunt van geschiedenis of kunst van belang zijn, geen verbouwing of ver anderingen mogen worden aangebracht zonder toestemming van Burgemeester en Wethouders. Een 50-tal gemeenten hebben een dergelijke ver ordening uitgevaardigd, waarbij in de meeste ge vallen tevens een monumentenlijst is samengesteld. De tekst van deze verordeningen is vrijwel overal gelijkluidend, alleen wordt overtreding bij de ene zwaarder gestraft dan bij de andere. Zo heeft Goes een boete van 300,Middelburg daarentegen van f 25.wat veel te weinig is. Hoewel het bestaan van al deze gemeentelijke rege lingen zeker een verheugend verschijnsel is heeft de praktijk toch wel uitgewezen dat desondanks nog vele waardevolle objecten in steden en dorpen verloren gaan. De oorzaak hiervan ligt voor een groot deel hierin dat voorschriften van deze aard alleen dan effect kunnen hebben, wanneer de ge- 38 Haarlem, Bakenessergracht die tegen demping behoed werd. foto Heemschut l) Deze tot nog toe algemeen aanvaarde opvatting wordt niet gedeeld door de Minister van Wederopbouw en Volkshuis vesting blijkens diens aantekening bij de beslissing van de Raad van State afd geschillen van Bestuur (St bl. 1947 H 242) op het beroep van J. M H. Brull inzake een uitbreidings plan voor Eygelshoven.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1950 | | pagina 18