Men zie de parkeermisère en, in het algemeen, de
problemen, die het verkeer heeft geschapen. Tram
leidingen en electrische verlichting hebben een bos
van dode palen doen verrijzen, die bovendien ge
accentueerd worden door kleurige paalreclame's.
Voor de hierbij noodzakelijke attributen, zoals ti ans-
formatorhuisjes, peperbussen, tramhuisjes, ver-
keerssignalen, verkeersborden, enz. heeft men, he
laas alweer, niet de vormen gevonden, die hen de
bescheiden dienende plaats geeft, welke zij in een
aesthetisch zo fraaie stad behoeven.
Dit alles tezamen en nog aangevuld met het aange
ven van de goede kleuren voor historische gebou
wen (zie de afschuwelijke chemische verven toege
past op de luiken van de Militiezaal en de Lommerd)
de kleuren voor giro- en brievenbussen, de vorm
geving van straatverlichting en leuningen, de over
wogen toepassing van goede materialen bij bestra
ting, aesthetisch verantwoorde beplanting, enz.,
enz., wijzen wel zeer dringend op de noodzaak om
in een stad als Amsterdam over te gaan tot het in
stellen van een Dienst van een Stadsconservator
Dit zou een van de bestaande diensten onafhanke
lijke dienst moeten zijn, welke nauw samenwerkt
met de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en
bevoegdheid heeft om in te grijpen telkens als de
oude stad met ontluistering bedreigd wordt. Ook
door de andere gemeentelijke diensten
Gevaar voor de aantasting van de karakteristieke
schoonheid van Amsterdam, door onderschatting
van de betekenis van het water en onderschatting
van of onwetendheid met de verhoudingsleer, be
staat er nog voortdurend. De bewijzen komt men
dagelijks tegen. Men denke aan de plannen, welke
dezer dagen in de gemeenteraad genoemd werden,
zoals het „overwulvcn" van het open havenfront
(tussen Centraal Station en Prins Hendrikkade),
omdat dit zo'n mooie parkeerruimte zou opleveren,
het suggereren van een nieuw stadhuis in het Von
delpark of op het Museumplein. Of men denke aan
de plannen, die nog in het vat zitten en maar steeds
niet verzuren, zoals de sloping van de Torensluis,
de verdere demping van het Rokin, het slopen van
een der best overgebleven wanden van het Rem-
brandtplein. Het besef, dat oud-Amsterdam onver
gelijkelijk mooi is van aanleg, bouw, kleur en ver
houding en om nuchter te spreken dat deze
schoonheid ook kapitaal is, dat goede rente kan op
leveren, is nog niet overtuigd genoeg doorgedron
gen bij allen, die tijdelijk deze schoonheid ten be
heer is gegund.
Moge dit Amsterdamnummer bijdragen tot het be
sef, dat er ontstellend veel door schuld verknoeid is,
maar dat er nog machtig veel moois'aan ons is toe
vertrouwd. Behoud van wat schoon en goed is mag
geen conservatisme genoemd worden, het is een be
wijs van cultureel besef.
Jan de Meijei
DE KERN DER BINNENSTAD
IN DE LAATSTE VIJFTIG JAAR
Overzien wij, hetgeen dit tijdperk in de kern der
stad aan sporen heeft achtergelaten, en wat op haar
uiterlijk van invloed is geweest, dan is het nodig
ettelijke jaren terug te gaan, tot 1895.
Van het Genootschap „Architectura et Amicitia",
het Genootschap van jongere aichitecten, ging, on
der leiding van de Bazel en Lauweriks nieuwe be
geesterende impulsen uit, en de nieuwe „Beurs"
van Berlage begonnen 1897 gereed in 1903
bracht een frissere geest in de Bouwkunst der 20ste
eeuw. De eerste innerlijk voor de'verheffing van het
vak, de tweede daarenboven uiterlijk voor de Ge
meenschap, al was die Gemeenschap er in 't begin
niet bijzonder mee in haar schik. Merkwaardig
genoeg kregen de architecten die verrukking even
min. Zij lieten de Beurs voor wat zij was, bouwden
lustig door in hun verschillend gekleurde stijlen,
uitgezonderd enkele jongeren. Die op Berlage's stijl
aanvielen, waren de eigenbouwers, omdat zij nu
niet meer tierelantijntjes behoefden te maken. Van
het wezen begrepen zij natuurlijk niets. Hoe dit zij,
Berlage's Beurs groeide in waardering jaar op jaar.
En nu blijft zij een mijlpaal in de ontwikkeling
onzer bouwkunst.
Over de plaats der Beurs is heel wat te doen ge
weest; daar is, op z'fi Hollands veel over gepraat en
lang over gepraat. (Zodoende hebben wij nog
steeds geen ij-tunnel, geen Stadhuis, geen Uni
versiteitsgebouwen, geen Sportpaleis, enz.). Het
gezeur over de plaats begon al in 1885 met het
vraagstuk: dempen van het Damrak. Waar dem
pen en verknoeien van bruggen in dien tijd een
4