Bols, die de raad gaf liever de Bloemgracht te ne
men. Burgemeester en Wethouders wilden daar te
recht niet aan want zij achtten daar het waterver
keer nog te belangrijk.
De Warmoesgracht en Elandsgracht volgden in
1891. De eerste wegens een verbintenis tussen het
Stadsbestuur en de Amsterdamse Omnibus Maat
schappij, die een tramlijn ging exploiteren: Dam
NassaukadeBilderdijkstraat, de tweede wegens
het aanleggen van de nieuwe Groentemarkt in de
Marnixstraat.
De dempingen .werden in deze eeuw nog gevolgd
door die van de Vijzelgracht (1934) en die van het
Rokin (1938) tussen Dam en Lange Brugsteeg, bei
de ondervonden, zij het na ampele overweging,
geen verzet van de Rijkscommissie voor de Monu
mentenzorg, die intussen in 1918 tot stand was ge
komen.
Behalve dempingen hebben slopingen het beeld
van de stad zeer beïnvloed. Enkele voorbeelden.
Een kleine eeuw geleden waren het eerst stadspoor
ten die de rij openden namelijk de Weesperpoort
(1857), de Utrechtse poort (1860) en de Leidse
poort (1862)Op de Westermarkt viel de Westerhal
in slopershanden.
Een der fraaiste en meest intieme stadshoeken, na
melijk de Grimburgwal tegenover het Huis op de
Drie Grachten werd ontluisterd door afbraak van
het O.Z. Herenlogement, de Brouwerij „De Sleu
tel" en enige pakhuizen (187376). Het Zeerecht
werd in 1878 afgebroken. 1908 was het rampjaar
voor de Nieuwezijds kapel. In 1912 viel een rij hals
gevels en het Beurspoortje, in 1918 de prachtige
grachtenhuizen op de hoek van Keizersgracht en
Westermarkt, welke schennis aanleiding werd tot
het oprichten van de vereniging Hendrick de Key-
ser. Een statige rij patriciërshuizen, waaronder een
van Philip Vingboons, viel in 1925 ten offer aan de
uitbreiding van het Prinsenhof. Van de Admirali
teitshof bleef practisch slechts de frontgevel behou
den. Het Pesthuis viel. In dè hongerwinter ging een
groot aantal woonhuizen door afbraak verloren in
de Jodenbuurt, de Jordaan en op de Eilanden. Uit
het Februari-nummer 1949 van Heemschut weten
wij, hoe het Gemeentelijk Bureau voor de Monu
mentenzorg een controle heeft gehouden op de
gevels welke vermeld staan op de Rijksmonumen
tenlijst. Daaruit is bekend geworden, dat van de
2959 gevels die toen van de 4000 gecontroleerd
waren, er 521 sinds 1928 verdwenen bleken. Zelfs
voor een stad als Amsterdam zo rijk aan monumen
ten van geschiedenis en kunst is dit een zeer ernstig
verlies. Niet genoeg kan gedaan worden om nog
erger te voorkomen. In 1949 tenslotte vielen ver
schillende pakhuizen ten prooi aan brand. De
meest betreurenswaardige verliezen voor het stede-
schoon waren: ,,De Koorndrager" aan de Oude
Schans, de pakhuizen-vierling „Vreede" en de vo-
lutengevel „Mercurius" op het Prinseneiland.
Er zijn ook enkele gelukkige slopingen te melden,
zoals de Hollandse gasfabriek aan de Wetering
schans in 1885, de Beurs van Zocher in 1903, Naat
je van de Dam en het badhuis in het Rokin in 1914.
Behalve door sloping van de oude huizen is het
stadsbeeld sterk beïnvloed door de plaatsing van
nieuwe gebouwen, die door hun volume en verhou
dingen geheel afwijken van hun omgeving en die
helaas vaak afbreuk doen aan de bestaande schoon
heid en slechts zelden een-element van nieuwe
schoonheid brachten.
Als enkele voorbeelden daarvan worden genoemd
de Grote Club (1870) aan de Dam, het Centraal
Station (1889), de Nieuwezijds Kapel (1908), het
Scheepvaarthuis (1912), Peek en Cloppenburg
(1915) op de Dam, het gebouw „Industria" met
naaste omgeving (1916) op de Dam, het gebouw
der Nederlandse Handelmaatschappij (1917'23)
in de Vijzelstraat, het Geldkantoor (1928), waar-
2
Singel bij de Huiszittensteeg vóór de doorbraak van de Raad
huisstraat in 1895.
De'Raadhuisstraat thans.