het stadsschoon getuigende opmerkingen, soms
ruiterlijke erkenningen van gemaakte fouten. Als
voorbeelden zij genoemd de betreurde „normali
satie" van de Singelgracht, de aanplemping van de
stationseilanden, hetgeen terecht opgemerkt
ook heeft voorkomen, dat de binnenstad werd ge
scheiden van de buitenwijken.
In zijn uitvoerig overzicht erkent de directeur
jhr ir J. E. van Heemskerck van Beest, hoe veel
stedeschoon is verloren gegaan, dat bij meer eer
bied ervoor en de moed om vérstrekkende tech
nische maatregelen te nemen, behouden had kun
nen blijven.
Het gemis aan stijlbesef van de tweede helft der
19de eeuw, aldus de schrijver, kwam ook tot uiting
in dit tekort aan eerbied voor het door vorige ge
slachten overgeleverde.
Met instemming halen wij de zinsnede aan, waarin
herinnerd wordt aan het gemis aan stijlbesef, waar
van de Pijp, de Staatsliedenbuurt en de oude
Dichtersbuurt getuigen. „Het kan niet voldoende
worden herhaald, ook voor deze tijd, dat stijlloze
en bekrompen bouw, hoe beschamend ook voor de
tijd, die deze voortbracht, nog altijd kan worden
achterhaald door een zinvollere vernieuwing, doch
dat stijlloze en benepen stratenplannen, waarbij
tekort wordt gedaan aan de rechten van de burger
op goede huisvesting in de ruime, thans daaraan
gehechte, betekenis, nimmer of slechts ten koste
van zeer grote offers door het nageslacht kunnen
worden goedgemaakt", aldus de directeur.
Groot wordt het gevaar genoemd voor de oude
binnenstad, waar zonder speciale bescherming de
cityvorming het karakter en de sfeer dreigt te ver
nietigen. Met erkentelijkheid ook zal door Heem
schutters het volgende worden gelezen inzake het
verkeersvraagstuk„Enerzijds is het noodzakelijk,
dat een economisch centrum, als de Amsterdamse
binnenstad, voor moderne vervoersmiddelen be
reikbaar blijft, anderzijds kan deze prachtige bin
nenstad, die berekend was op verkeer met rijtuigen
en sleperskarren, niet worden opgeofferd aan de
verkeersbehoeften
Een gevaarlijk geluid schuilt in de mededeling, die
als maatregel aankondigt, dat het bestaande weg-
oppervlak zodanig moet worden ingedeeld, dat,
rekening houdend met de verschillende verkeers-
categorieen, het optimale resultaat wordt bereikt.
Ook wordt bericht, dat honderdjaar geleden de
wegindeling nog uiterst eenvoudig was. Er was,
aldus de schrijver, van gevel tot gevel één bestra
ting aanwezig, die niet verder was onderverdeeld.
Dit is niet juist, zoals de historisch onderlegde
Heemschutter weet en zoals men nog in dit num
mer in het artikel van de heer Kok kan lezen.
In herinnering wordt gebracht, dat stoepen en pot
huizen, die zo'n karakteristiek element van het
Amsterdamse straatbeeld waren en door de be
woners op hoge prijs werden gesteld, moesten ver
dwijnen voor het verkeer. Hieraan wordt toege
voegd, dat zij in het byzonder in de grachtengordel,
waar enigszins mogelijk, gespaard zijn.
Omtrent de dempingen wordt een opmerkelijke
mededeling gedaan, die een wapen kan vormen in
handen van hen, die dempingen bestrijden. Het is
vooral gericht tegen diegenen, die aanvoeren, dat
dempingen de goedkoopste oplossing vormen. De
Amsterdamse bestrating wordt een kostbaar ob
ject genoemd. De bodem is aan een relatief sterke
zakking onderhevig. Practisch komt de bodem
nimmer tot rust. Na de eerste ophoging van de
bouwterreinen moet men voor de bestrating ge
middeld rekenen op een zakking van een halve
meter in de eerste 1520 jaren. In sommige ge
vallen tot één meter! Van de Nieuwezijds Voor
burgwal wordt gemeld, dat deze na meer dan 65
jaren nog steeds zakt! Dat betekent o.m. afknappen
van rioolaansluitingen en andere leidingen. Over
goedkoopte gesproken.
Zo gaan in. deze interessante, leerrijke jubileum
uitgave vele aanwijzingen geborgen, die het lezen
en ook het bezit begerenswaard maken. Wij zijn de
Dienst der Publieke Werken dankbaar voor dit
werk, dat documentair voor velen van onschatbare
betekenis zal zijn. T. K.
EEN INTERVIEW
In een interview dat de oud-directeur van Publieke
Werken ir W. A. de Graaf toestond aan het Alge
meen Handelsblad wordt in herinnering gebracht
wat onder diens leiding tot stand kwam. Met wee
moed denken wij dan aan de demping van het
Rokin en van de Vijzelgracht, wetend hoe zeer
deze directeur daarvoor geporteerd was. Hij werpt
in dat vraaggesprek op: Wat zou Amsterdam zijn
zonder gedempte Vijzelgracht, zonder gedempt
Rokin? Ons antwoord is zonder voorbehoud:
MOOIER!
DE TORENSLUIS.
Van verschillende zijden (ook in de Commissie
voor de Oude Stad) zijn thans stemmen opgegaan
om de Torensluis in zijn historische gedaante te
behouden. Men herinnert zich, dat de brug „op"
werd genoemd. Thans is medegedeeld dat een on
derzoek naar de funderingen zal worden ingesteld.
Van dit onderzoek zal afhangen of tot de verster
king van de bestaande'brug zal worden overgegaan
dan wel aan de Raad zal worden voorgesteld een
nieuwe brug te bouwen.
23