LANDELIJKE BRUGGENBOUW
in
OMMEN
In „Heemschut" van Augustus j.1. heeft Jan de
Meyer, terecht, het Hoofd van de Dienst der Brug
gen te Amsterdam geprezen, die over de Spiegel
gracht bij de Prinsengracht een brug gebouwd
heeft die zich zo fraai aanpast aan de omgeving.
Juist het tegenovergestelde geldt voor de bouwer
van de brug, die in Ommen over de Overijsselse
Vecht geslagen is. In dit landelijke stadje, gelegen
aan de vriendelijk kronkelende Vecht, verwacht
.men een brug van landelijk karakter. Zo'n brug
schijnt er vroeger geweest te zijn, maar heeft een
tien jaar geleden'voor het verkeer moeten wijken.
De bouwmeester van de nieuwe brug heeft toen
heel modern willen doen door er een betonnen
brug voor in de plaats te zetten. Een mastbos van
welgeteld vijf en dertig betonnen palen, vijf rijen
van zeven/heeft hij in het smalle riviertje geram
meid, alle even hard, stijf en grijs, en daar over een
bijna vlak brugdek gelegd. Daar er een ringweg
om het stadje gelégd moest worden waren er wal
kanten nodig. Dat men die van baksteen, zou kun
nen maken is bij de bouwmeester niet-.opgekomen,
en zo heeft hij gemeend de beste oplossing te vin
den door het langs de wal inheien van betonnen
platen, waardoor nu aan weerszijden van de brug
een grijze betonnen wand van een vijftig meter
breed ontstaan is. En om de kroon op al die grau
we narigheid te zetten werden walkanten en brug
voorzien van een betonnen muur, die echter later
verwijderd en door een eenvoudig hek vervangen
is daar hij gevaar opleverde voor het verkeer. In
een fabriekswijk in een grote stad zou zo'n brug
misschien op zijn plaats zijn; hier vloekt hij volko
men tegen de landelijke omgeving. En het ergste
is dat het ding er zo soliedé uitziet, dat men mag
aannemen dat Ommen nog wel een eeuw of langer
met het, monster opgescheept zit. Was er geen
schoonheidscommissie in Overijssel die zo iets had
kunnen voorkomen
J. A. B. de H.
UIT HEEMSCHUT'S LEDENKRING
LXXIX
Vecht en Plas
De Stichting voor de Vecht en het Oostelijk en
Westelijk Plassengebied, kortweg „Vecht en Plas"
genoemd, heeft zich verdienstelijk gemaakt door
de uitgave van een botanische inventarisatie van
de Botshol, die onder de titel „Landschap, Flora
en Vegetatie van.de Botshol nabij Abcoude" onder
redactie van Dr V. Westhoff te Baambrugge ver
schenen is. Na een inleiding over de geschiedenis
van Botshol van de hand van J. Trouw, waarin wij
lezen dat de plas in de jaren 17771793 door ver
vening ontstaan en later dóór uitvening en afspoe
ling vergroot is, sinds 1930 door drooglegging be
dreigd, maar in 1942 tot beschermd gebied ver
klaard is wegens zijn nationale en wetenschappe
lijke betekenis, geeft de redacteur met enkele me
dewerkers een inventarisatie van de hogere planten
en de algen, en E. Agsteribbe van de mossen en
paddestoelen, waarna de redacteur nog eens uit
voerig de plantensociologie van het gebied be
spreekt. Hierop hier nader in te gaan heeft geen
zin, daar de inhoud voor deskundige botanici be
stemd is; wel blijkt er uit hoe belangrijk het gebied
voor de botanie geacht mag worden, zodat streven
naar het behoud ervan zeker gewettigd is. In eeii!
nawoord onderstreept de redacteur deze belang^
rijkheid nog eens, en legt uit waarom een weten-!
schappelijk gefundeerd ingrijpen van de mens in.
de ontwikkeling van het terrein noodzakelijk is.;,
Over dieren (vogels) wordt in dit boekje niet ge-1
sproken; laten wij hopen dat een zoölogische in-;
ventarisatie spoedig op deze botanische volgen
moge. J. A. B. de H.
88
Brug over de Vecht te Ommen.