Dienst, wel in dé opstelling van deze plannen zijn
gemoeid en of zij daaraan hun goedkeuring hebben
verleend. Van ganser harte moet gehoopt worden
dat de plannen in hun huidige opzet niet tot uit
voering zullen komen en door wijs inzicht zullen
worden afgewend.
Het is niet alleen ontstellend te moeten constateren
hoe eenzijdig en met veronachtzaming van het
steeds in omvang verminderende landschaps- en
stedeschoon plannen worden gemaakt, het is boven
dien verontrustend, dat dit zo stilzwijgend of zelfs
met oplegging van geheimhouding geschiedt, zoals
wij herhaaldelijk hebben moeten constateren.
Ons werk als Bond Heemschut, zich ten doelstel
lend te waken voor de schoonheid van Nederland,
wordt daardoor wel zeer bemoeilijkt en vergt meer
dan ooit een veel groter getal van Nederlanders die
zich in en om de Bond schaart in de strijd om het
behoud van Neerland's schoonheid. Het is eigenlijk
beschamend dat naast de kern van ongeveer twee
honderd verenigingen en gemeenten niet meer dan
ruim zeshonderd particulieren het heemschutwerk
schragen. Direct moet' hierbij worden opgemerkt,
dat wij op deze 600 trots zijn, omdat zij vrijwel zon
der uitzondering door hun berichten en daad-
Werkelijke medewerking een machtige factor zijn.'
Om echter de kracht te kunnen ontwikkelen die in
deze tijd nodig is, ware een aanzienlijke verster
king met enige duizenden leden noodzakelijk. Dit
zou door meer begrip en financieele draagkracht
tot aanzienlijk groter effect kunnen leiden.
Herhaaldelijk hoort men de enkelingen zich bekla
gen over het toenemende verlies aan schoonheid van
landschap, stad en dorp.
Zij dienen gewezen te worden op de betekenis en de
resultaten van de Bond Heemschut. Reeds voor
zeven gulden vijftig cent per jaar kunnen zij een
bijzonder lidmaatschap verwerven, waarbij zij het
orgaan „Heemschut" krijgen toegezonden.
Indien men zich de ernst van de toestand in ons
land op dit terrein bewust is en men leze dit in
ons orgaan dan mag een zo luttel bedrag toch
geen bezwaar zijn om zich bij ons aan te sluiten.
Wij vragen voor deze dringende wekroep aan
dacht bij onze leden en lezers en niet het minst bij
de dagbladpers. Het gaat niet om kleingeestige be
houdzucht, of om het bewaren van antiquiteiten,
zoals men ons wel eens laatdunkend wil verwijten,
maar het gaat om een groot cultureel belang, van
nationale betekenis, het behoud van de schoonheid
van Nederland.
Jan de Meijer
DE NIEUWE BAKSTENEN WULFBRUG
OVER DE SPIEGELGRACHT IN DE PRINSENGRACHT
Ieder rechtgeaard Amsterdammer, die oog heeft
voor de aan stadsschoon zo rijke stad, zal zich ver
meien en dankbaar zijn voor de enige weken gele
den gereedgekomen bakstenen wulfbrug over de
Spiegelgracht in de Prinsengracht. De zielloze brug
van ijzer en hout is verdwenen.
't Is waar, de nieuwe brug valt nog uit de toon, is
wat erg nieuw, maar dat is hetzelfde als jong-zijn:
het gaat met den tijd over.
Van de lijn kunnen wij al genieten. Hier glooit weer
de kade, als architectonise begrenzing van het wa
ter op, kromt zich, welft zich over het water om
zich weer te verliezen in de kade aan de overzijde.
Onder de welving staat strakgespannen de boog,
zijn volmaking vindende in de weerspiegeling in het
water.
Vroeger won de aansluitende brug over de Prin
sengracht in de Spiegelstraat het van haar zuster;
nu gaat zij zich schamen; storend wordt zij. Het te
veel aan hardsteen staat plomp op de ijzercon
structie.
Straks zal, als de baksteen en de weinige zandsteen
zijn bestorven, de nieuwe brug haar innig simpel ka-
51
Brug over Spiegelgracht in de Prinsengracht in aanbouw
foto Ton Koot