Wil met het voorgaande nu betoogd worden dat
dus zonder meer berust moet worden in het teloor
gaan van natuur- en landschapsschoon dat ons
dierbaar is?
Geenszins, is dit het gevalMen zal moeten trach
ten de bestaande schoonheid zoveel mogelijk te
behouden en, mocht dit falen, dan zal men nieuwe
landschapsvormen moeten scheppen die harmo
nisch aanpassen bij hetgeen behouden bleef.
Wanneer men in het licht van het bovenstaande
beziet de vestiging van nieuwe industrieën in het
agrarisch gebied, dan volgt daaruit dat de onaf
wendbare wijzigingen in het bodemgebruik moe
ten worden aanvaard, doch tevens, dat alle krach
ten moeten worden ingespannen om door ge-
eigende maatregelen de aantasting van het land
schapsschoon tot zo gering mogelijk proporties
terug te brengen.
In Drenthe voltrekt zich in de laatste halve eeuw
een radicale wijziging in het gebruik van de bo
dem. .Veen en heide, in onafzienbare vlakten, wa
ren vóór 1900 karakteristiek voor het Drentse land
schap, en besloegen bijna de helft van de totale
oppervlakte der provincie.
In 1940 was slechts een zesde deel van de bodem
woeste grond! En nog steeds heeft het in cultuur
brengen van woeste grond voortgang.
Rond 20.000 ha woeste grond werd omgezet in bos,
terwijl in igoo vrijwel geen bos aanwezig was.
Zo ergens een verandering in het landschapsbeeld
plaatsvindt, dan toch zeker in dit gewest.
Nu zal niemand kunnen beweren dat de plaats ge
had hebbende veranderingen altijd tot verfraaiing
van het landschapsbeeld hebben bijgedragen.
Juist omstreeks de eeuwwisseling waren voor de
agrarische deskundige boom en struik, heg en wal,
taboe. Er zijn dan ook in sommige streken van
Drenthe landschappen ontstaan waarop de naam
cultuursteppe van tóepassing kan worden geacht.
Maar over hét algeheel bezien kan er winst wor
den geboekt: nieuwe bestaansmogelijkheden voor
talloze Nederlanders werden hierdoor geschapen.
Naast de vergroting van het landbouwareaal en
van de omvang van het bosbestand, die hun stem
pel op het Drentse landschap hebben gedrukt, zal
nu de industrievestiging haar aandeel hebben in de
wijzigingen van het vertrouwde landschapsbeeld.
Te Schoonebeek} juist temidden van een fraaie cul
tuurlandschap met oude boerderijen, boomsingels
en sappige weiden langs het Schoonebekerdiepje,
is plots neergestreken de Nederlandse Aardolie
Maatschappij. De ondergrond blijkt rijk aan olie
en, gezien de grote behoefte aan dit kostbare-pro-
duct van de bodem, is dit gebied in exploitatie ge
nomen.
Boortorens moesten worden opgericht, dit bracht
mede aanleg van verharde wegen naar de locaties,
het storten van betonnen funderingsblokken voor
de boormachines en de pompen, het maken van
tankplateaux met ketelhuizen voor de verzameling
en verwarming van de opgepompte olie, het aan-
leggen van een spoorlijn, het bouwen van garages,
werkplaatsen, het inrichten van opslagterreinen
voor buizen en hulpstukken, een aanzienlijke wo
ningbouw, enz.
Dat dit alles gepaard is moeten gaan met verande
ringen in het landschapsbeeld is duidelijk. Vele
natuurschoonminnaars vreesden voor deze streek
het ergste. Thans, nadat de N.A.M. het olieveld
sedert de bevrijding met kracht in exploitatie heeft
kunnen nemen, kan de balans worden opgemaakt.
De oude boerderijen bleven gespaard, ook de hout
opstand. Nergens is op ernstige wijze hout gekapt.
Er zijn verharde wegen aangelegd naar de „put
ten", dat ze storend werken in het landschap is niet
gebleken. Er zijn boortorens verrezen, maar ze blij
ven niet staan: want nadat de boring is verricht
worden ze afgebroken en, geeft de put olie, dan
blijft er slechts een pomp, de z.g. „jaknikker" staan.
Er zijn „verzamelplateaux" ingericht, waarop
groepen oliereservoirs met bijbehorende verwar
mingsinstallaties. Ze vallen op, ze zijn niet fraai,
maar de N.A.M. heeft een omplanting aange
bracht. Over enkele jaren zullen ontstaan kleine
bossages waarin deze objecten schuil gaan. Mis
schien zal men die kleine groenpartijen later gaan
zien als typische stoffering van het landschap ter
plaatse.
De spoorlijn is aangelegd, vrijwel geheel over een
gebied dat woeste en ledig is, dat waarschijnlijk zo
zal blijven, want de bodem is uitermate onvrucht
baar. Langs het verlaad-emplacement en het grote
terrein waarop de garages, montagehallen e.d. zijn
opgericht, zijn bomen geplant en groensingels aan
gelegd. Zij zullen de hoge gebouwen niet geheel
maskeren, maar verzachten doen ze de bouwmas
sa's wel. Men behoeft evenwel toch niet alles te ver
stoppen, ook de oliewinning draagt bij tot de volks
welvaart
Beziet men nu uiteindelijk de invloed die dë N.A.M.
heeft gehad op het landschapsbeeld te Schoone-
56
Jonge omplanting