94
grens zeide ik eens, zomaar in eens in een grote verga
dering; „één huis per dag", wat een handgeklap te weeg
bracht. Wie kon toen denken, dat 't op een ogenblik
ruim 500 gevallen per jaar zou worden, gemiddeld 2 per
werkdag, 't Ene geval met als antwoord vriendelijke
dank; 't andere met opgeblazen bezoek met een advo
caat er bij. Maar toen moest 't weg, helemaal weg.
Overgedaan- aan de inmiddels ontstane Provinciale
Schoonheidscommissies.
't Was in 1929 dat een ommekeer plaats had. Prof.
Knappert stelde zich niet weder beschikbaar. Er moest
een nieuwe voorzitter zijn. De heer J. R. Koning, die in
de plaats was gekomen van de heer D. F. Tersteeg en
die bleek goed iets te kunnen bedenken, trad als bemid
delaar op en zo kwam een nieuwe voorzitter, Mr J. A.
van Sonsbeeck; hij was secretaris van de Vereniging voor
de Effectenhandel. Hij bleek van de Heemschutterij niets
te weten maar dat leerde ik hem. Daartegenover leerde
hij ons allen iets heel anders. De eerstvolgende alge
mene vergadering ging naar 's Hertogenbosch en hij
maakte de Bond Heemschut van een Hollandse tot een
Nederlandse vereniging. Hij liet de juffrouw kaartjes
schrijven met de namen der bezoekers en regelde met
haar de tafelschikking en schoof de bloemetjes zo, dat
de aanzittenden ertussen door keken en niet er tegen.
Wanneer een netelige zaak besproken werd, waarbij men
neiging zou krijgen klappen uit te delen, zeide hij kort:
„Altijd beleefd blijven" en zowaar, daarmee werd de zaak
gewonnen.
Het ledental nam toe. De nieuwe voorzitter léverde geen
copie voor het blad, behoudens de openingsrede ter alge
mene vergadering, waarvan hij het kladje eerst met mij
behandelde wegens de inhoud en daarna met de juf
frouw wegens de taal met de boodschap „altijd voor
zichtig zijn".
De Bond Heemschut trad nu naar buiten op, wij gingen
tezamen op stap in mijn auto, die de naam droeg van
Fiat en niet afreed zonder het verzoek: avanti fi^t. Dan
praatte hij vriendelijk met de Burgemeester en bleef ik
in de achterhoede, om zonodig de gemeenteopzichter te
verslaan. Twee keer kwamen we op een raadhuis, waar
de burgemeester „dag oom" tegen hem zeide en hij mij
aan die burgemeester voorstelde. De Bond Heemschut
kreeg een geheel ander aanzien en dat weerspiegelde
zich in het blad door de medewerking uit de zuidelijke
provinciën.
Maar er kwam een ogenblik van scheiden, een dodenmis
in de R.K. kerk aan de Obrechtstraat. Zulk een mis had
ik als Remonstrant nog niet bijgewoond, 't Duurde wel
twee uur en al die tijd was zijn geest bij mij; altijd
beleefd blijven. Ter begrafenis waren erg veel mensen.
Zij praatten met elkaar over van alles-maar niet over
hem; toen ben ik alleen weggegaan.
Een stilte volgde. Ik stak geen hand uit naar een nieuwe
voorzitter en wachtte af wat gebeuren ging. 't Was weer
Koning, die iets ondernam en zo kwam de tegenwoor
dige voorzitter, Dr J. A. Bierens de Haan. Hij wilde wat
doen en ik gaf hem de publicaties van de verenigings
leden en van buitenlandse collega's. Zo ontstond de
rubriek „Uit Heemschut's Ledenkring". Wij maakten
tezamen het 25ste nummer van de Heemschutserie.
Zo gingen we door. Alleen met het blad. Bezoeken naar
strategische punten hadden niet meer plaats. Het blad
was steeds gevuld en ieder medewerker vulde steeds hele
bladzijden. Hoe dat kon? Wel, de drukker hielp mij de
tekst wat in of uit elkaar te schuiven met de interlinie.
Als dat niet voldoende was wipte ik er wat uit en
schreef er ook wel eens een paar regeltjes bij. Daar werd
nooit iets over vernomen. Of de auteurs het niet be
merkten of 't goed vonden? Wie zal 't zeggen. Alleen
de heer Cleyndert vergeleek scherp de copie van zijn
manuscript met het gedrukte en schreef mij dan, dat
juist het belangrijkste was uitgevallen. Zijn grote ver
slagen van de Commissie W.I.L. waren soms welkom,
maar maakten ook wel eens een dikker nummer nodig.
Of de grote verslagen en andere opstellen werden ge
lezen weet ik niet, maar de voorpagina met „Wat Heem
schut's aandacht had" werd gelezen. Of 't kwam 'dat ik
in de jeugdjaren nog al eens in Multatuli gelezen had?
Ik wilde gelezen worden en ik werd gelezen, al was 't
dan soms in 't Amsterdams.
Nu en dan verscheen een feestnummer, nu eens met een
oranje randje en met het portret van Hare Majesteit de
Beschermvrouwe van de Bond Heemschut, dan een ten
toonstellingsnummer of een jubileumnummer, dat een
gat sloeg in de kas maar op bovengenoemde wijze werd
gestopt met een half meisje.
De laatste jaren van het maandblad waren de moeilijk
ste. De tijd van het pionierswerk was voorbij. Talloze
instellingen waren ontstaan die op grootse wijze gingen
doen, wat Heemschut tevoren incidenteel en op kleine
schaal deed. Men wist niet meer of men zich met de
dingen bemoeien mocht of niet.
Was de taak van de Bond Heemschut en van het bij
behorend maandblad afgelopen? Een oud bouwwerk:
niets meer mee te maken, dat gaat via 't Ministerie O.
K. en W. naar Monumentenzorg. Een landgoed: niets
meer mede te maken, er is een natuurschoonwet en een
Rijksdienst voor het Nationale Plan. Een weg: afblijven,
er zijn streekplandiensten. Reclameborden: elke provincie
heeft een verordening op ontsierende, reclame.
Toen begreep ik, dat er iets gebeuren moest. Ik zocht de
datum, van dat ik bestuurslid werd, deed daar 25 jaar bij
en berichtte de medebestuursleden dat die datum een
limiet zou zijn voor mijn functie van secretaris en van
redacteur van het blad. Het laatste werd vergemakkelijkt,
want toen de 23ste jaargang afgeleverd was zakte het
blad ineen door de moeilijkheden des tijds. Daar was
dog een humoristische kant aan, want er kwam bezoek
van edelgermanen om te vragen of „Heimatschutz" 't
zelfde was als in Oostenrijk, daar zoiets als wat hier
vroeger Burgerwacht heette. Mijn antwoord was weder
ja, met als toelichting art. 1 der statuten, het waken
voor de schoonheid van Nederland.
Zo had dan de Bond Heemschut 23 jaren een maandblad
met op de voorpagina „Wat Heemschut's aandacht had".
Wat zal men later glimlachen over zoveel klein gepruts,