OP HEEMWACHT
89
y
TON KOOT
Niemand kan beter de vijf en twintigste jaaigang van
ons orgaan uitluiden dan onze oud-secretaris, die drie en
twintig jaren lang de redactionele teugels in handen had
Hij vertelt er op de hem eigenwijze over in dit nummer
Mijn taak wordt hierdoor zeer verlicht en kan zich, wat
de herdenking van dit jubileum betreft, beperken tot een
wens gericht tot al onze lezers U kunt het afsluiten van
deze kwart eeuw voor onze Bond tot een gebeurtenis
van betekenis voor ons werk helpen maken door buiten
staanders attent te maken op het werk van de Bond
Heemschut en hen uit te nodigen toe te treden als bui
tengewoon lid Voor het minimum bedrag van zeven
gulden vijftig genieten zij al de voldoening bij te dragen
tot het doel dat wij ons stellen te waken voor de schoon
heid van Nederland Zij ontvangen vooi dit bedrag
tevens ons orgaan dat hen sterken kan mee te helpen
om in woord en met der daad „het Nederlandse volk te
overtiugen van de noodzakelijkheid mede te werken aan
liet behoud en de bescherming van de bestaande en het
scheppen van nieuwe schoonheid (art 1 onzer statuten)
U helpt ons stellig ook al, wanneer U ons de namen toe
zendt van diegenen onder Uw kennissen, die naar Uw
mening vooi het lidmaatschap in aanmerking komen
Dit kunnen zijn verenigingen, instellingen, gemeenten,
maar ook particulieren, die het stteven van de Bond
acnef wensen te ondersteunen Voor zover mogelijk zen
den wij hen allen nog dit jaai een nummer van ons
orgaan, terwijl het lidmaatschap op 1 Januari 1949 kan
ingaan Het zal een krachtige stimulans voor het bestuur
van onze Bond zijn, als het in het eerste nummer an
de 26e jaargang een lange lijst van nieuwe leden jcan
publiceren
Moet de hofjes hof uitsterven' vroeg terecht Margnt de
Sabloniere in ons vorige nummer Wij zouden er bij
willen vragen, moeten de molens, de kastelen, de oude
stadsbolwerken, stijlvolle stads- en landhuizen, binnen
vaartschepen, enz enz uitsterven, zolang er nog de moge
lijkheid en de middelen bestaan om deze voor ons land
en volk zo karakteristieke bestanddelen te behouden en
laten getuigen voor de scheppingskracht onzer voor
vaderen en de culturele ontwikkelingsgang van Neder
land'
Wie hiei durft spreken van conservatisme of spotten
van domme behoudzucht geeft toch blijk met met beide
benen op de grond te staan en al te lichtvaardig te oor
delen Afbreken is de weg van de minste weerstand
volgen, hoe moeilijk heL opbouwen is, en wij bedoelen
dan het scheppen van nieuwe schoonheid, dat ziet ge
ïondom Is het niet opmerkelijk, dat velen die zo ge
makkelijk en vlot afgeven op hen die de oude schoon
heid van hun land schutten als een kostbaai cultuuigoed,
dat diezelfden bij feestelijke gebeurtenissen zich de benen
uit het lijf lopen om oude kaarsenkionen, antiek meu-
bilau, gobelins en oude schilderijen te lenen om hun
moderne behuizingen op een Nederland waaidige en
karaktervolle wijze aan te kleden
Vraagt het de museumdirecteuren en zij zullen veiras-
sende getuigenissen kunnen leveren
Het is een oveimoedig wooid wie schept, mag afbreken
Inderdaad laten wij ons daaraan houden en het duide
lijkei nog zeggen pas hem die waarlijk vermag te
scheppen is het veroorloofd af te bleken Zo zij het
Ik behoor tot de ongelovige Thomassen die dit eerst
zien wil, tussen de afbraak zitten wij al
In een ironisch gestemde ïecensie bespieekt Prof Mi
A Pitlo in het „Cutisch Bulletin" van Mei 1948 de bun
del gedichten „Amsterdam bezongen Het geeft hem
aanleiding tot de opmerking, dat „de levenskrachtigen
de bouwsels van liet verleden opruimen om plaats te
maken vooi wat zij zelf scheppen, zij die de daadkracht
missen, zij liefkozen en veiheerlijken het grote verleden
en achten schennis de afbiaak van iedere steen" Hij
smaalt op de minnaais van oud-Amsterdam, „de verzor
gers, die met zorgzame handen iedere gevel cultiveren
en die juichen om iedere veivalsing, die restauratie
heet. Hij quahficeert hen als „de zuinigen, de precie-
zen, de goedwillende admirateurs van vitrinemnhoud, die
immers de koning te rijk zijn wanneer zij een 16de eeuws
paneeltje uit een kolenhok opdelven, het schoonmaken
en het in hun salon hangen Zij kennen niet de weelde
van het werpen van anthraciet, eeuwen door, tegen een
oud schilderij", aldus Prof Pitlo
Dr Jan Kalf, replicerend in het Centraal Weekblad voor
het Bouwwezen „Bouwvan 28 Augustus 1948, herin
nen er aan hoe Prof Pitlo s boutade maar de flauwe
echo is van dat al haast veertig jaar oude manifest van
de futuristen, waarin Marinetti aanspoorde de musea
onder water te zetten en in vervoering uitriep „O, de
vreugde op deze wateren de glorieuze oude doeken te
zien wegdrnven, gescheurd en verkleurd"
Hij wijst terecht, dat het voorwaar met de levenskrach
tigen waren, de creatieven, die de monumenten vermel
den, maar de brute geweldenaars de horden van Hitier,