'55 Ondc tekening voorstellende de Wterdijk einde 18e Eeuw. aan het verdwijnen was. De rapporten daarover, door de directeur uitgebracht in de vergaderingen' van de Commissie van Bijstand, deed deze besluiten de moge lijkheid van een speciaal openluchtmuseum voor de Zuiderzee te overwegen. Er waren daarvoor verschil lende mogelijkheden, waarvan weldra die om een speciale afdeling aan het Arnhemse museum in te richten op een eventueel vlak te maken terrein als ongewenst werd verworpen. Besloten werd wel om een geschikte plaats aan de Zuiderzeekust zelf te zoeken. Er was toen aanleiding de zaak ook te over wegen in de boezem van de Rijkscommissie voör de Musea, welke zich in beginsel met de denkbeelden, te Arnhem ontwikkeld, zeer goed kon verenigen'. Bij de nasporingen, door de directeur van het open luchtmuseum gedaan, was hem gebleken, dat in Amsterdam, Enkhuizen en Harderwijk belangstelling was en een mogelijkheid bestond voor een vestiging van een museum. Onder voorzitterschap van, de voorzitter van' de Commissie van Bijstand van het Anhemse museum, Burgemeester Bloemers, heeft, toen een kleine commissie, waarin ondergetekende ook de Rijkscommissie voor de Musea r vertegenwoordigde, de drie gebleven mogelijkheden gewikt en gewogen. Elk had zijn vóór en tégen. Harderwijk zou als knooppunt voor het Veluwe- toèrisme een groot bezoek waarborgen, "maar de plaatsruimte voor het gedachte openluchtmuseum was er niet gemakkelijk te vinden, zonder schade, voor het stadsaspect, terwijl voor een groter museumgebouw geen aangewezen oplossing was. Voor Amsterdam viel veel té zeggen, vooral daar de gemeente-zelf wel krachtige steun zou willen verlenén en het museum, waarvóór gedacht werd aan de kuststrook benoorden het IJ aan de zijde van Durgerdam, van een druk bezoek" uit de hoofdstad wel verzekerd kon zijn. Doch

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1948 | | pagina 9