OP HEEMWACHT
VOORUIT STREVEN
49
TON KOOT
Het is geen benijdenswaardige positie; eenzaam op
heemwacht te staan bij een Zuiderzee, wier verdwijnen
allerwege als een voordeel, een vooruitgang wordt
gezien, ja waarvan het inderdaad machtige droogleg-
gingswerk als een nationale taak en trots wordt
beschouwd, terwijl men zelf meent, dat op deze wijze
in het hart der natie' wordt gesneden. Het is alsof
men een geliefd vorst ten grave draagt en met
gesmoorde stem uit zijn keel moet persen: leve de
koning
Zo sterft dan de Zuiderzee, die al sinds de voltooiing
van de afsluitdijk IJselmeer werd, zo verdwijnt dan
de lange, vertrouwde en cultuur-historisch zo rijke
kustlijn, zo zullen noodzakelijkerwijs plaatsen als
Hoorn, Edam, Marken, Spakenburg, Harderwijk,
Elburg, Vollenhove, Blokzijl aan oude schoonheid
belangrijk verliezen, zal het psychologisch effect op
de kustbevolking nog niet te overziene consequenties
hebben. Hier gaat een gebied met een geheel eigen
leven, vorm en bekoring onder, er zal een nieuwe
schoonheid voor- geschapen moeten worden. i
Ik spreek geheel voor mijzelf, als ik verklaar altijd
vijandig gestaan te hebben tegen dit verdwijnen, het
altijd, en nog, gevoeld te hebben als een ernstig
cultureel verlies, waaraan ik mij voor het nageslacht
mede schuldig gevoel. De waardering voor de indruk
wekkende arbeid van de drooglegging staat hier los
van en de tijd om te strijden is voorbij. Wat hier om
hals wordt gebracht moge later gerechtvaardigd
blijken. De Zuiderzee sterft, leve het Zuiderzee
museum.
Dat er een Zuiderzeemuseum komt is ereplicht. Dat
het er zo laat komt, is betreurenswaardig en onrecht
vaardig. Waar het komt is een uitgemaakte zaak,
Amsterdam (Durgerdam) en Harderwijk waren
ernstige gegadigden. Het Parlement heeft Enkhuizen
aangewezen, op voorstel van de Minister van O., K.
en W., die daartoe over de gunstige adviezen beschikte
van de Rijkscommissie van Advies voor de Musea en
van de Vaste Commissie van de Rijksdienst voor het
Nationale Plan. De Enkhuizer overheid en bevolking
hebben in deze bewonderenswaardige burgerzin
getoond. Het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen kan
gesticht worden.
Dit belangrijke feit is aanleiding er een afzonderlijk
nummer van Heemschut aan te wijden, waarvoor wij
van de meest gewaardeerde zijden spontane mede
werking ondervonden. De schrijvers verdienen daar
voor onze hartelijke dank.
Vooruit streven schept een verplichting tegenover
hetgeen men achter zich laat. Nederland toont dit te
beseffen, ondanks de zwaarte der tijden.
De Zuiderzee wordt drooggelegd: tienduizenden
hectaren binnenzee worden tot vruchtbare akker. Een
eigen beschavingsvorm dreigt daarmee te gronde
te gaan, doch met pieteit tracht men thans in een
Zuiderzeemuseum de documenten bijeen te zamelen,
die voor het nageslacht het beeld daarvan zullen
bewaren.
Elk museum is een noodzakelijk kwaad. De meest
karaktervolle uitingen van een cultuur, weggerukt uit
haar oorspronkelijk milieu, worden er saamgedrongen
tot een kunstmatig nieuw geheel; maar zonder dien
zouden zij her- en derwaarts verspreid raken en teloor
gaan, zou zelfs de herinnering aan wat eens de levende
elementen ener samenleving vormde, verdwijnen.
Moge het de actieve directie van het museum gelukken
te komen tot een evocatie, welke niet alleen een grote
wetenschappelijk-documentaire waarde heeft maar
waarin vooral ook iets natrilt van de zeldzame sfeer
van de Zuiderzee. Zo er één plaats is_ die de hiertoe
nodige inspiratie kan bieden, is het wel het onvol
prezen Enkhuizen.
Mr. J. K. VAN DER HAAGEN,
Chef afdeling Oudheidkunde en
Natuurbescherming van het Min',
van O., K. en W.
ff
1