ZUIDERZEEMUSEUM EN ZUIDERZEESTEUNWET G7 door Mr J. H. Aleva, Directeur Rijksdienst -ter uitvoering van de Zuiderzeesteunwel. Tot het verlenen van hulp en bijstand bij de grote veranderingen, welke zich voor de Zuiderzeevissers- bevolking voltrekken, in dit historisch belangrijke tijd vak, waarin de open Zuiderzee geleidelijk plaats maakt voor de „Twaalfde provincie", werd de Zuiderzee- steunwet in het leven geroepen en later de Rijksdienst ter Uitvoering van de Zuiderzeesteunwet ingesteld. Zoals alles wat de voormalige Zuiderzeevissersbevol- king betreft, mijn aandacht vraagt, heeft ook de ont wikkeling van het Zuiderzeemuseum 'mijn belang stelling. De plaats, welke het te stichten Zuiderzeemuseum, of wellicht juister het „Zuiderzeedorp", zal innemen in de belangensfeer der voormalige Zuiderzeevissers, is zowel ruimtelijk als ideeel van aard. Ideeel is de overtuiging, dat er een centrum zal worden geschapen, dat, wat ook wisselt en verandert, de oude vertrouwde sfeer zal blijven ademen en waar, al is het dan ^iet meer de zilte zeelucht, toch de wind over het wijde water de atmosfeer zal vullen. Er is voor deze bevolkingsgroep veel ouds verloren gegaan en in gesprekken grijpt men gaarne terug naai de tijd0van vroeger, soms deze idealiserende, "soms erkennende, dat het toen „ook niet alles" was. En bij de huidige ongekende verdiensten klinkt daaibij bij de ouderen vaak de weemoed door over het feit, dat de soberheid, waarin het voorgeslacht werd opgevoed en waarin het groot geworden is, vooibij is. Voor hen, die zo geaard zijn, zal het „Zuidcrzeedoip" met zijn oude sfeer buiten de wallen van Enkhuizen een rustpunt zijn in het moderne teven, een leven, waaraan zij meer of minder intens toch in het hun. immers aan ieder Zuiderzeevisser, vertrouwde Enkhuizen zullen kunnen deel hebben. De Zuiderzeesteunwet bedoelt: aanpassing. Daarbij denkt men aan bedrijfsvervorming, aan plaatsing buiten de visserij, aan opleiding tot het ambacht. wijze de verdwijnende typische vissersbehuizingen en hun outillage in museale vorm vast te leggen. In hoeverre daarbij een plaats waie in te ruimen voor de voorbereiding en technische uitvoering van de Zuiderzeewerken dan wel dat hieivoor een andere plaats, b.v. in de nieuwe polders zelve beter geeigend is, moet nog onderzocht worden. In ieder geval is het nodig, dat ook aan deze materie aandacht woidt geschonken, opdat straks, wanneet omtrent plaats en vorm nader zal zijn beslist, geen onvolledigheid zal vallen-te betreuren. 's-Gravenhage, 24 Maart 1948. kortom aan het aanvaarden van de nieuw geschapen toestand. In dit nieuwe Zuiderzeecentrum vindt aan passing plaats aan het oude, aan het verleden, dat niet geheel verloren blijkt te zijn, ondanks de revolutie, welke zich op het viswater voltrekt. Het IJselmeer zal wellicht binnen enkel jaren in |hoofdzaak ijzeren vaartuigen kennen, kottermodel met ruwoliemotor, in het ZuiderZeedorp zal de houten botter, Staverse jol en pluut nog op de helling komen en zijn bescheide ner, vangst blijven aanvoeren. Dit laatste betekent, dat niet alleen ideeel, doch ook ruimtelijk dit Zuiderzeecentrum van belang is. Het zal toch niet zo heel lang meer duren, dat de verdere inpoldering van het Zuidelijk deel van het IJselmeer weer ter hand wordt genomen en dan zullen vele vissers zich moeten verplaatsen. Een enkele blik op de kaart leert, dat het niet mogelijk zal zijn om op een viswater, dat eerst vijf km bezuiden Urk begint, vanuit Spakenburg en Harderwijk de visserij dagelijks te blijven uitoefenen, evenmin als het ooit doenlijk geweest is om op de Zuiderzee in geregeld bedrijf te vissen vanuit Vreeswijk of Apeldoorn. Voorbereiding lot de vangst Foto Btam Soffiee

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1948 | | pagina 21