Gl
'A%AT£
O
Gevels van hel complex Museumflebótmen aan de Kade
Verder werden de wateren van de Zuiderzee op ver
schillende plaatsen onderbroken en begrensd door
eilanden, die aan de eeuwige worsteling tussen land
en zee hehben kunnen ontkomen. Ieder van deze
eilanden heeft zijn eigen ontstaans- en levensgeschie
denis. De geschiedenis van de Zuiderzee is niet te
scheiden van die der eilanden.
Het beeld van de Zuiderzee zelf was steeds uiterst
levendig en dikwijls als bezaaid met de bruine, witte
en rode zeilen der botters, aken en jollen, waarvan de
bemanning bij dag en nacht hun zwervend bedrijf
uitoefende. Het beeld werd gecompleteerd door
stoomboten, beurtschepen en zwaarbeladen tjalken,
die, van haven tot haven kruisende, de kustplaatsen
met de brandpunten van de Nederlandse handel en
industrie verbonden.
De Zuiderzee en haar randgebieden was een vergaar
plaats van het meest karakteristieke landschaps- en
stedenschoon en kleurig volksleven. Het is dan ook
voor de hand liggend, dat Heemschut het verloop van
de dingen, welke hief gebeuren, en dat onherstelbare
verliezen kan veroorzaken, met alle beschikbare mid
delen tracht te beïnvloeden.
De zorg voor het bewaren en aankweken van de
schoonheid, het eigen karater en de culturele waarden
van de voormalige Zuiderzee en haar invloedssfeer,
kan in drie gedeelten-worden onderscheiden:
a. De bepaling van de vorm eh het aanzien van het
nieuwe land, van de landschappelijke behandeling,
de bebouwing en de bewoning hiervan alsmede
van de waterbouwkundige werken, die dit nieuwe
land aan de zee zullen ontworstelen en tegen de
zee zullen beveiligen.
b. Het beïnvloeden van een gunstige ontwikkeling
van de toekomstige vorm van datgene wat blijft,
doch door de gewijzigde omstandigheden van
bestemming verandert, alsmede de zorg voor dat
gene wat plaatselijk behouden kan blijven.
c. Het in museale vorm als herinnering bewaren van
datgene, wat maatschappelijk en economisch zijn
reden van bestaan heeft verloren, wat dus gedoemd
is om te verdwijnen en toch om zijn cultuur
historische en in vele gevallen ook kunst
historische waarde in stand gehouden moet
worden.
Dearbeid, die onder a. wordt genoemd, omvat het
werk van onze Ingenieurs, Stedebouwkundigen, Archi
tecten, Landschapsarchitecten en Landbouwkundigen.
Hier ontstaat nieuwe schoonheid en het is niet in het
minst aan het voortwerken der Heemschutgedachte
te danken, dat hier niet enkel en alleen het mathema
tische nuttigheidseffect wordt nagestreefd.
Het onder b. genoemde "kan als het eigenlijke Heem
schutwerk worden beschouwd. Hoe waakzaam men
in dit opzicht moet zijn, blijkt o.m. uit het bericht
van Ton Koot, die in het Februarinummer een verslag
geeft van de wijze, waarop het stadsschoon van Blok
zijl dreigt te worden aangetast. Het genoemde voor
beeld staat helaas niet alleen.
Het werkterrein van het nieuwe Rijksmuseum voot de
Zuiderzee is in grote trekken omschreven onder c.
Dit is een aangelegenheid, waaraan tot dusverre nage
noeg geen aandacht is gewijd.
Bij de Kamerdebatten over het droogleggingsbesluit is
gezegd„Op dit grootse werk mag geen smet kleven".
Vanzelfsprekend is hierbij gedacht aan de economi
sche schadeloosstelling van hen, die door dit werk hun
bestaansmogelijkheid verloren. Het is echter tevens
niet genoeg te betreuren dat men toen niet op de
gedachte kwam om de zorg te creeren voor datgene,
wat in cultureel opzicht ten dode was opgeschreven.
Thans echter, nu de droogleggingswerkzaamheden
zich reeds gedeeltelijk hebben voltrokken, dringt zich
in ontstell'ende mate aan ons op w'at hier bezig is
verloren te gaan en hoe onverantwoordelijk het zou
zijn om niet met alle beschikbare middelen te trachten