HET ZUIDERZEEMUSEUM EN EEN BEWONDERAAR VAN ENKHUIZEN Uit verschillende bladen vernam ik omtrent de plannen rondom het te stichten Zuiderzeemuseum te Enkhuizen. Omtrent wat ik van de voornemens meen te moeten begrijpen, is bij mij een zekere twijfel aanwezig, of een en ander zich niet te zeer in een kunstmatige richting gaat ontwikkelen. Wanneer ik overweeg, dat eenvoud het kenmerk is van het ware, dan lijkt mij dit niet overeen te brengen met de stichting van een vissersdorpje buitendijks, wat men ook moge aan voeren over silhouet en onooglijke buitendijkse slib- gronden. Ook slibben kunnen worden „opgeknapt". In mijn jonge jaren ben ik vertrouwd geraakt met oud Enkhuizen en was het Peperhuis mij een geheimzinnige grootheid, waarbinnen ik menig onvergetelijk uurtje sleet. Hoe schoon was het daar toen: rust, stille grote olmen bij dat Peperhuis en langs de dijk met de muur, er tegenover een groot grasland waar de getaande vis netten door de wind werden gedroogd. Op de kant geteerde vletten langs de haven, het Staverse Poortje, geheimzinnig door overbodigheid. Over de schoonheid van Enkhuizen worden veelal de hoogste lofliederen gezongen, maar de begeleidende foto's geven geen kijkje op de domme nieuwe huisjes, die de overburen werden van het schone Peperhuis. In Enkhuizen zijn verscheidene zaken 'op vreemde wijze gedenatureerd door gebrek aan begrip voor ware schoonheid. Wat het „patine" is voor oude meubelen, is, naar mijn gevoelen, voor een oud stadje, dat het alleen maar ouder wordt en dat men het verval zorgvuldig, ge zond, polijst in de vorm van de .thans zo' uitstekende beheerste restauratie (b.v. in de „Bocht" aldaar!). In Amersfoort werkt men in deze zin aan de „Muur huizen", waar men geen slecht figuur mee maakt. Dat kunstmatige vissersdorpje nu wil er bij mij niet in, niet als bouwsel, niet als toeristen-attractie. Al zouden de toekomstige bewoners deze opgedrongen zaak (huizen zijn schaars!) op de koop toe nemen, mogelijk met oog op verdiensten, dan strijdt dit tegen de geschiedenis van de stad, die in historische zin een „vervallen stad" is na de dagen van groot koopmans bedrijf en 30.000 inwoners. En daarom dient m.i. meer het accent te vallen op wat er bleef en hoe schoon dit in eigen omgeving is gesteld en gevormd, mits het niet geheel vervuild en gehavend is blijven hangen. Enkhuizen is een vissersstad uit de Zuiderzeetijd en nu toch ook nog wel door zoetwaterbedrijf. Her vissersvolk had z'n gewoonten, z'n huizen, z'n terrei nen waar van alles te doen was; er waren bedrijfjes met erven, waar allerlei omging, wat het visserij bedrijf tot onderhoud strekte. Wil men nu iets „echts" bereiken, behoudt dan dit ingeleefde, dit gewende, gewone. En te bezichtigen valt er nochtans minstens evenveel als in een kunst matige hoek; houdt vooral de hotels een beetje uit de buurt, want de patine van bezonkenheid, van dommel na hoogtij zou overrompeld zijn door benzine-walm, waar turf- en teergeur moest hangen; door luid gerucht, waar alleen maar stilte de schoonheid ver fijnt! Zouden de prachtige „kinderhobfdjes" (met gras in de voegen) de keifiguurstraatjes, de stoepen en hekken en banken het houden tegen de toestromende trottoir- gangers? Het „openluchtmuseum" te Arnhem blijve beter enig in zijn zeer verdienstelijke soort. Laat iedere plaats zijn genoeglijke bezienswaardig- heidjes behouden, ik bedoel zulke als de kanonnen van Blankenham, e.d. Voor Enkhuizen is een schoonheidsargusoog van node, want als men het „mooi" gaat maken Nooit zal het mij gelukken de drempel van het Staverse Poortje over te stappen naar dat nieuws, want dan is zijn geheimzinnige waardigheid voor mij verloren; nu is het een heer, dan wordt het een mannetje. Als er toch gebouwd zal worden, dan zal Enkhuizen toch nog wel een behoorlijk gekeurd uitbreidingsplan aan te wijzen hebben om aan het werk te gaan en kan een passende verplaatsing der bevolking naar die buurten worden bewerkstelligd. Ik heb nog steeds de stille vreugde te beleven, dat ik vermoedelijk de afbraakplannen van de oude gevan genis achter het stadhuis heb weten te voorkomen, mogelijk wel door U tijdig in te lichten. Maar als de Enkhuizers zelf zo gemakkelijk zijn, en er zijn voorbeelden van hun ongevoeligheid voor fijne een voud, wat moeten vreemden met plannen dan toch voorzichtig zijn! R. W. P. DE VRIES. ANTWOORD vaneen BEWONDERAAR Ik koester nog altijd de stillé vreugde, dat de demping van de Havendijk dat fijne grachtje en oudste haven van Enkhuizen voorkomen is, wellicht mede 57

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1948 | | pagina 11