EEN TORENFAMILIE MET EEN SLECHTE REPUTATIE 44 TH. HAAKMA Nevenstaande opname van een der vier kostelijke klok ken in de Walburgstoren te Zutphen, tijdens een be klimming van schrijver dezes genomen in 1931, vestigt de aandacht op de tragische bijzonderheid, dat Zut- phens schilderachtige en brandbare toren als een van de eerste in den lande met een moderne brandblus- installatie was uitgerust. Het verbod om de leiding aan te raken, tijdens de oorlogshandelingen in de wind geslagen, is na de oorlog wat al te scrupuleus geëer biedigd. In het kader van de materiaalpositie staat de tabak er momenteel wat gunstiger voor dan de metalen. Dit werkte niet mee om het van Zutphen's stadssilhouet zo onafscheidbare en dierbare element te vrijwaren tegen een catastrophe. Bij de beoordeling van de noodlottige omstandigheden, welke tot de ramp leidden, moet niet uit het o'og wor den verloren, hoezeer de constructie van deze toren een ongunstige factor vormde. Zelfs in dier mate, dat de vraag moet worden gesteld, of de toren, indien de sprenkel- en sproei-installatie niet defect ware geweest, gered had kunnen worden, nadat een eérste aanval met een snelblusser of emmer water zou zijn mislukt tengevolge van de sterke wind. De Walburgstoren behoort tot een familietak met een slechte staat van dienst. Wat is namelijk de reden, dat zulk een grote toren, in de top eenmaal brandend, reddeloos verloren is. De hier volgeride beschouwing geeft er het antwoord op. Ongeacht- en soms in tegenspraak met de uitwendige architectuur, wordt in beginsel in elke kerktoren, groot of klein, de volgende functionele indeling aange troffen. I Een doorgaans overwelfde, met het kerkgebouw verband houdende ruimte (portaal, kapel, westelijk koor). II Een loze ruimfe, (dikwijls onderverdeeld dooi één of meer zolders) reikende tot de nok van de kerkkap, ten doel hebbend de klokkestoelen boven de kerkdaken te verheffen. III Een klokkekamer, uitwendig herkenbaar aan openingen met klankborden. IV Een beëindiging in steen of hout, doorgaans achthoekig, dan wel uitsluitend een tentdak, spits rijkere vorm van bekroning. WAGENAAR In sommige gevallen vormen I en II, meestal echter 1 tot en met III, architectonisch beschouwd de romp. Waar niet van meet af aan een stenen beëindiging was ontworpen en dus een eenvoudig tentdak door de ontwerper was bedoeld, werd dit dikwijls in de vijf tiende of zestiende eeuw door een naaldspits, na het derde kwart van de zestiende eeuw veelal door eenJ rijk uitgewerkte bekroning van bekleed hout vervan gen. Deze bekroningen verkregen zulk een architec tonisch overwicht, dat de romp, de oorspronkelijke Klok tn de Walbingsforen

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1948 | | pagina 14