OP HEEMWACHT
TON KOOT
Toen een der Franse koningen aan een hoveling
vroeg, of hij zich de molen herinnerde, die in het park
St. Versailles had gestaan, antwoordde deze: „Ja, Sire.
De molen is weg, maar de wind is er nog". Welk een
wijsheid gaat er in dit antwoord schuil. De wind is
er nog.
In Nederland zijn vele molens weg, maar de wind
is er nog. Nederland heeft geen machtige watervallen,
die, zoals in Zweden en Zwitserland, aangewend kun
nen worden om energie op te wekken, maar het heeft
de wind. Daarvan wisten onze voorouders met hun
onafhankelijke, pracdsche zin wel profijt te trekken.
Bij duizenden verrezen de windmolens in het open
land. Hun geschiedenis gaat terug tot het jaar 1000.
Het begon met standerd- of staakmolens, gevolgd
door windmolens, toen de draaibare kap was uitgevon
den, ontstonden de achtkante houten en ronde stenen
molens en daarna de paltrokmolens. Zij maalden het
koren, zij zaagden het hout, zij pelden gerst tot gort,
sloegen olie uit de zaden, maakten de papierstof gereed
voor het scheppen, maalden de specerijen, de verfstof
fen en de tabak.
Op meer dan 7000 wordt het aantal molens geschat,
dat eens in deze landen in bedrijf was. Nederland was
wel bij uitstek het land der molens.
In het midden der XVIIIe eeuw, toen Engeland de
invoer van gezaagd eikenhout rverbood, vielen de
slachtoffers onder de industriemolens. De Franse tijd
maaide de molens weg,- maar ook deden dat de stoom
machine, de oliemotor, de electriciteit, om het vuur
en daaronder het hemelvuur niet te vergeten.
In het begin dezer eeuw waren de ruim 7000 molens
tot 2000 teruggebracht. Dat vérlies heeft veler aan
dacht getrokken, zorg gewekt en de belangstelling voor
de molen als element van nut, maar ook als element
van schoonheid iets doen toenemen. Molenvrienden
vonden elkaar, hetgeen op 15 Mei 1923 te Amsterdam
leidde tot de oprichting van een vereniging, die zich
ten* doel stelde, het behoud van molens in de ruimste
zin des woords te bevorderen. De vereniging „De
Hollandsche Molen" onder voorzitterschap van Mr
P. G. van Tienhoven kwam tot stand en had van meet
af aan de medewerking van de toenmalige Minister van
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Thans gaat
deze vereniging, die een onzer zeer gewaardeerde leden
is, dus haar zilveren jubileum vieren.
Wij hebben gemeend van onze waardering niet
beter te kunnen doen blijken dan door dit nummer van
„Heemschut" aan de molens te wijden en daarin de
jubilerende vereniging te eren. Het stemt tot grote vol
doening, dat ons plan allerwege medewerking onder
vond. De huidige Minister van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen, Zijne Excellentie Dr Jos. J. Gielen gaf
terstond blijk van zijn medeleven, door ons toe te staan
met een artikel van zijn hand de reeks bijdragen aan
dit molennummer te openen.
De vereniging „De Hollandsche Molen" heeft grote
werkzaamheid ontwikkeld en-veel bereikt-in de kwart
eeuw van haar bestaan, zoals elders in dit nummer ge
tuigd wordt. Dat het aantal intacte molens nochtans in
dit tijdvak van 2000 is teruggelopen tot 1300 is wel een
bewijs hoe zwaar haar taak was en hoezeer zij ons aller
hulp van node 'heeft om haar arbeid voort te zetten.
Alleen reeds in de laatste oorlog sneuvelden 161
molens, dat was 11 van het totale aantal.
Voor de Bond Heemschut is het behoud en de be
scherming der molens slechts een deel van zijn omvang
rijke arbeidsveld. In haar strijd vindt „De Hollandsche
Molen" onze Bond voortdurend naast zich. Ontelbaar
zijn de protesten en requesten welke ons bureau ver
laten hebben met het behoud der molens als doel.
Helaas zijn onze materiële middelen niet groot genoeg
om in deze strijd ook financieel krachtig bij te sprin
gen. Nochtans heeft de Bond ook in dit opzicht van
zijn goede wil doen blijken. Elke aanvraag om finan
ciële bijstand is dan ook in nauwe samenwerking met
„De Hollandsche Molen" ernstig bestudeerd. Het resul
taat hiervan was, dat talloze malen een, zij het beschei
den, subsidie werd verleend. Kon de grootte van het
bedrag de molen niet redden, dan was toch veelal onze
geste een steun voor de eigenaren of vrienden van de
bedreigde molen, waarmede andere mogelijke geld
gevers konden worden overtuigd.
Alleen reeds in de achter ons liggende anderhalf
jaar werden door de Bond Heemschut subsidie-aan
vragen toegezegd voor het behoud der molens te
Formerum (N.H.), Leermens (Gr.), Arkel (Z.H.),
Rolde (Dr.), Ten Boer (Gr.) 2 X, Sloten (Fr.), Uit
huizen (Gr.), Wilnis (Utr.), en Genderingen (Gld.).
Dit alles is niet voldoende. Er moet méér gebeuren,
er moet meer medewerking komen, beter inzicht, groter
steun uit alle kringen. Er is alarm geslagen, nieuwe
gevaren dreigen voor de steeds kleiner geworden groep
molens, wier nut en belang zo onderschat en wier
17