IETS OVER
26
A. B1CRER C AART EN
Bij de beantwoording van deze vraag dient te worden
vooropgesteld dat het van veel 'belang is, dat er inder
daad „iets met de molens gedaan wordt", want een
sfilstaande molen vergt meer onderhoud dan een
draaiende en gaat desondanks sneller zijn verval tege
moet.
Het meest voor de hand liggende is wel dat de ge
meente een huurder zoekt die genegen is het bedrijf op
de oude basis voort te zetten. Deze oplossing is inder
daad de beste.
Indien het niet lukt een huurder te vinden kan de ge-
meente de opslagruimten van de molen verhuren bij
wijze van pakhuis.
Ook is wel het idee gepropageerd om een „dode
molen" in te richten als jeugdherberg, doch hier
tegen zijn m.i. ernstige bezwaren aan te voeren. De
bouw van een molen immers, soms met een achttal
zolders, leent zich niet voor zulk een doel. Vele steile
trapjes, primitieve balustraden en gevaarlijke luiken
en gaten in de vloeren zullen ongetwijfeld ongelukken
veroorzaken. Het toêzicht op boven elkaar gelegen
„zalen" zal veelal ondoeltreffend moeten zijn. Daar
naast is het onbetwistbaar dat het brandgevaar in een
molen, waarvan het gehele binnenwerk meestal van
hout is, veel groter is dan in normale woonruimten.
Het grootste bezwaar is echter van psychologische
aard: de jeugdige bezoekers uit binnen- en buitenland
wordt, onbewust misschien en soms zelfs vaak tegen
hun wil, dagelijks het idee bijgebracht, dat een molen
„uit de tijd" is en alleen nog maar goed genoeg om als
een overigens vrij ongemakkelijke jeugdherberg
te dienen. De jeugd is gemakkelijk beïnvloed en trekt
haar conclusies snel.
Ook het gebruik van meer afgelegen ppldermolens als
weekendhuisjes, van aan verkeerswegen gelegen
molens als theehuis en van hooggelegen molens als
uitzichttoren zal men slechts mogen zien als een
noodzakelijk kwaad, dat mag voortduren zolang de
ondergang van de molen er door wordt voorkomen
Dit artikel moge er toe bijdragen dat de gemeente
besturen zich meer bewust worden van hun grote en
belangrijke taak op het gebied van de molenbescher
ming en dat Kun ingrijpen onder de huidige omstan
digheden vaak de enige mogelijkheid tot redding
biedt. Het behoud van een molen is een daad die tot
alle lagen van ons volk spreekt en zal blijven spreken.
Het gaat hier niet om een hobby van enkelen; het gaat
om het belang van ons allenOp grond hiervan kan
men spreken van de plicht van de gemeentebesturen
om zich met de molenbescherming in de bovenge
schetste zin bezig te houden.
Noot redactie
Naar wij vernemen is de gemeente Ameisfooit bereid een molen over te nemen
en zich daarover ut eigen gemeente te ontfermen
Op de moleneentoonstelling, welke in het najaar 1946
in het Stedelijk Museum „de Lakenhal" te Leiden
werd gehouden, was een 17e eeuws schilderij van een
onbekende meester te zien, voorstellende een land
schap met een door waterkracht voortbewogen onder-
slagmolen, met daarboven een kleine wipstelling-
molen. Het op paneel geschilderde stuk, groot 60 bij
83 cm, is eigendom van de heer J. O. Kronig, te
Monaco, die het schilderij aan genoemd Museum in
bruikleen heeft gegeven, (afb. 1.) Het toont enige
verwantschap met Jacob Ruisdael en is wellicht een
copie van een onbekend stuk van deze meester of werk
van een leerling.
Door het tentoonstellen van het schilderij is de aan
dacht komen te vallen op deze merkwaardige wind-
waterradmolen, waarover bij mijn weten in de neder-
landse molenliteratuur nimmer iets is verschenen. Het
komt mij daarom uit cultuur-historisch oogpunt van
belang voor de aandacht op dit gecombineerde maal-
bedrijf te vestigen.
De vragen, die een molenbelangstellende bij het be
zichtigen- van het schilderij onwillekeurig stelt, zijn
dezeIs de voorstelling fantasie dan wel een ware en
in het laatste geval, waar stond deze molen? Alvorens
hierop in te gaan, dient eerst te worden nagegaan of
de gecombineerde wind-waterbedrijven hebben be
staan.
Voor het vestigen van een dergelijk bedrijf is vereist
een in de nabijheid van een dorpsgemeenschap ge
legen stuk grond aan een snelstromende beek of rivier,
een terrein, dat bovendien zodanig open ligt, dat de
daarop te bouwen windmolen van alle zijden de vrije
wind heeft. Het ligt voor dè hand, dat deze terreinen
slechts in een gedeelte van ons land worden aange-
Schildety mei een watervluchtmolen Mus de Lakenhal, Lelden