24 zienlijke mate verkleind. Dit wordt" niet alleen be treurd door enkelen, die zich toevalligerwijze voor de molenbescherming interesseren, doch ook door die genen, die bewust of onbewust aan deze trouwe wach ters in het landschap gehecht waren. In menig dorp betekent de windmolen voor de dorspgenoten méér dan alleen een maalwerktuig; hij is het symbool van het dorp, een belangrijk centrum van handel, een aan knopingspunt vaak met de oude historie en een on misbaar clerflent in het dorpssilhouet. Men mene niet dat „eenvoudige lieden"-zo die nog bestaan-hiervoor geen gevoel zouden hebben. Ontelbaar zijn de legen den waarin de oude molen een rol van betekenis ver vult, en ook thans nog ziet men ten plactelande, dat bevolkingsagglomeraties heel vaak rondom de wind molen zijn ontstaan. Ons land is niet 'bepaald rijk aan „schlagers", doch als er al eens een liedje werkelijk populair wordt, dan is de kans groot, dat „de mooie molen" er zich in heeft gemanifesteerd, al of niet zich spiegelend in het rimploos watervlak. Het zijn ook juist de dorpsgenoten die hun windmolens het ergste zouden missen en als gevolg hiervan is het duidelijk, dat de gemeentebesturen in de eerste plaats dienen toe te zien op hun behoud. Natuurlijk spreken er ook andere factoren als bovenaangegeven mede; ik maak slechts gewag van de grote betekenis van de wind molens in tijden van nood (oorlog) en hun belang met het oog op het vreemdelingenverkeer. Wij leven thans in een periode, waarin we met be trekking tot de ruim duizend nog aanwezige gave exemplaren inderdaad het standpunt moeten innemen, dat wij deze wachters uit het verleden als nationale monumenten moeten gaan zi'en, voor welke in de eerste plaats de plaatselijke instanties dienen op te komen. Het valt niet te ontkennen, dat het aantal windmolens nog steeds afneemt! Indien men wil red den wat er nog te redden valt dan zal men -het prin cipieel ongetwijfeld juiste standpunt om slechts die molens te helpen, die hun oorspronkelijke bestemming herkrijgen, moeten laten varen en de molens restau reren als „monumenten". Dit kan met te meer over tuiging geschieden wanneer de .betreffende molen, het geen vak het geval is, van veel betekenis is voor het landschap. De Overheid is zich ten deze gelukkig van haar taak bewust. Het Ministerie van Onderwijs, Kun- sen en Wetenschappen en de daaronder ressorterende Rijkscommissie voor de Monumentenzorg zijn te dezer zake diligent. Met nadruk zij hier herhaald, dat het behoud van de karakteristieke windmolens in de eerste plaats van belang is voor de gemeente waarin de molen is ge legen. Gelukkig hebben vele gemeentebesturen dit in derdaad ingezien. Ik hoop daarvan straks enige voor beelden te geven. Fraaie molens die in hun bestaan werden bedreigd zijn in de loop der jaren gered door aankoop door de ge noemde Vereniging „De Hollandsche Molen", vaak met^ steun van de gemeente en van particulieren. Zo kocht zij in 1925 de stellingmolen „De Adriaan" aan het Spaarne te Haarlem en plaatste hierop „een huurder. Deze molen brandde helaas echter af in 1932, vlak na de algehele restauratie. In 1926 kocht zij de bekende stellingmolen „De Roos" te Delft, en, in 1927 zelfs een drietal molens, n.1. „De Hollandse Molen" te Neede, de „Spindersmolen" te Hardinxveld, welke later werd verhuurd als weekendverblijf en in 1939 werd afgebroken, en de paltrokmolen „De Eenhoorn" aan het Zuiderbuitenspaarne te Zuid-Schalkwijk. In 1928 volgde de aankoop van „De Walvis" te Schie dam en in 1929 werd de „Molen van Ruisdael" te Wijk bij Duurstede aangekocht. Voort bezit de Ver eniging nog een molen in de Westbijlmer- en Klein Duivendrechtse Polder te Ouderkerk. De Vereniging „De Zaanse Molen" heeft zich o.m. ontfermd over de oliemolen „Het Pink" te Koog aan de Zaan. Het is ook wel eens voorgekomen dat een plaatselijke instantie ter behartiging van het vreemdelingenverkeer tot aankoop van een molen overging. Dit geschiedde b.v. te Rhenen in 1932. De financiële toestand van deze verenigingen laat uiteraard niet toe dat zij zich zouden kunnen gaan bezighouden met het aankopen van met ondergang bedreigde molens op enigszins grote schaal. Vooral onder de huidige omstandigheden, nu de kosten van restauratie en onderhoud zo zeer zijn gestegen, valt daaraan niet te denken. De wil tot molenbehoud bij onze gemeentebesturen zal heel wat meer kunnen bereiken! Er zijn meer dan duizend gemeenten. Wanneer iedere gemeente zich over een molen ontfermde zou de huidige stand van ons molenbezit verzekerd zijn! Onnodig te zeggen dat dit slechts een theoretische mogelijkheid is, die ten doel heeft de mogelijke invloed van de gemeenten in deze te demonstreren. Enkele voorbeelden van molens die van hun ondergang zijn gered door dat de ge meente ze indertijd aankocht, mogen hier volgen: De molen „De Noord" op het Oostplein te Rotterdam; „De Gooyer" op de Funenkade te Amsterdam; „De Valk" op de Beestenmarkt te Leiden; de molen aan de Meterenscheweg te Geldermalsen; „De Bazuin" op de Zeedijk te Harlingen (tijdens de bezetting door de Duitsers vernield) en de molen te Maassluis. Er zul len ongetwijfeld nog meer voorbeelden te vinden zijn. In de laatste tijd hebben zich opnieuw enige verheu gende gevallen van aankoop van molens door gemeen ten voorgedaan, nadat men tot de overtuiging was gekomen dat zij anders onherroepelijk verloren zou den zijn gegaan. In het kort moge ik hiervan het vol gende mededelen. ARKEL. In Mei 1946 gaf de eigenaar van de uit 1851 daterende windkorenmolen „Jan van Arkel", staande aan de

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1948 | | pagina 10