BoekBespRekinqen
14
BOOM EN STRUIK IN GRONINGERLAND.
Uitgave van de Stichting
„Het Groninger Landschap"
Groningen is een provincie arm aan natuurschoon in
engere zin. Op de conceptlijst van natuurgebieden,
welke in de eerste plaats voor de bijzondere bescher
ming door de Rijksdienst voor het Nationale Plan in
aanmerking komen, staan slechts 5 boscomplexen, 11
landgoederen en borgen met opgaand geboomte naast
4 meren, 5 kolken en petten, 3 eendekooien en nog
enkele andere objecten. Maar het landschap wordt niet
uitsluitend gevormd door deze „natuur", voor het
landschap zijn van niet minder belang de beplanting
langs de wegen, op de boerenerven en juist in het
minder rijke gedeelte tussen de akkers. Gelukkig is
op dit gebied Groningen niet slecht bedeeld, getuige
de ruim 40 foto's, waarmee „Boom en Struik in Gro
ningerland" verlucht is.
De stichting „Het Groninger Landschap" ijvert voor
meer waardering van het landschap, voor het behoud,
maar ook voor de verdere ontwikkeling van de schoon
heid daarvan. Het aardige boekje, dat aan Heemschut
ter recensie werd gezonden, is daar een uitvloeisel van.
Na een beknopte typering van de verschillende land-
schapsvormen, welke men in Groningen vindt, worden
in het eerste hoofdstuk meer gedetailleerd besproken
de boom- en struikbeplantingen, die in 5 rubrieken
worden verdeeld, te weten:
a. Wegbeplantingen;
h. Houtwallen en verspreide boomgroepjes;
c. Beplantingen om de boerderijen.
d. Beplantingen in de dorpen.
e. De sporadisch voorkomende bossen.
Ten behoeve van hen, die invloed kunnen uitoefenen
op'de beplantingen, wordt in het tweede hoofdstuk een
overzicht gegeven van de voor Groningen geschikte
boomsoorten, terwijl in het derde hoofdstuk hetzelfde
geschiedt voor de struikbeplanting. In het vierde
hoofdstuk worden dan nog wenken gegeven voor de
verzorging van jonge aanplant en het snoeien, terwijl
tenslotte nog een goed overzichtelijke tabel gegeven
wordt van de gewassen en hun geschiktheid voor de
bepaalde grondsoorten en standplaatsen.
Hoewel het boekje zich vooral richt tot de beheerders
van wegen en landerijen is het zeker vooral door
de fraaie illustraties ook aantrekkelijk voor leken
en „Het Groninger Landschap" verdient hulde voor
de uitgave ervan.
F.
E. M. van Zinderen Bakker, DE WEST-NEDER
LANDSE VEENPLASSEN. Een geologische, his
torische en biologische landschapsbeschrijving
van het water- en moerasland. Heemschut-Biblio
theek. C. V. Allert de Lange, Amsterdam, 1947.
Prijs gebonden 7.90.
De schrijver van „Het Naardermeer", waarvan de
uitgever een tweede druk 'belooft in deze serie, ver
rijkt met fraaie luchtfoto's, die tijdens de oorlog niet
mochten worden gereproduceerd, heeft in dit boek een
levendige en enthousiaste beschrijving gegeven van
het Noord- en Zuid-Hollandse waterland. Niet van
het standpunt van de watersportliefhebber, maar van
dat van de natuuronderzoeker, die de stilte en de oor
spronkelijke natuur liefheeft, bekijkt hij de vele plas
sen en wateren en zijn hart gaat daarbij vooral uit
naar die gebieden waar „harmonie tussen mens en
natuur heerst met als gevolg een verkwikkelijke rust".
Maar ook de andere gebieden hebben zijn belangstel
ling, wanneer hij vertelt hoe, dank zij de geologische
samenstelling van de ondergrond, dank zij de water
huishouding en door het ingrijpen van de mens hier
een wisselende rijkdom aan flora en fauna is ontstaan,
waarvan hij de groei en ontwikkeling stap voor stap
nagaat en verklaart. Levendig beschrijft het eerste
hoofdstuk de historische groei van ons waterland als
gebied. In het tweede hoofdstuk worden de achtereen
volgende plantenassociaties behandeld, die zich ves
tigen in de plassen, al naar deze regelmatig door de
intense plantengroei verlanden of door het ingrijpen
van de mens weer worden teruggebracht naar vroegere
stadia in die ontwikkeling, of door verzoeting of
verzouting nieuwe wegen van ontwikkeling inslaan.
Achtereenvolgens maken wij dan aan de hand van,
of in de roeiboot van de schrijver (en dat hij een
machtig roeier is, zegt hij zelf in zijn boek over het
Naardermeer), een tocht door de Vechtplassen, door
de wateren van Holland's Noorderkwartier en door de
Zuidhollandse veenplassen, en bezoeken zo de plassen
van Westbioek en Tienhoven, de Loosdrechtse, Kor-
tenhoefse en Ankeveense plassen, het Naardermeer,
het Ilperveld en het Twiske in Waterland, het Noor
derveen, het Wormer- en Jisperveid in de Zaanstreek,
Botshol, de Vinkeveense plassen, de Westeinder plas
en de Molmpoel, de plassen van Langeraar, de Bra-
semei Meer, de Kaag, de Ackerdijkse, Nieuwkoopse en
Reeuwijkse plassen.
De schrijver is een goed verteller en aan het slot van
zijn boek gekomen zijn wij er volkomen van overtuigd,
dat hier een belangrijk gebied is, dat de volle aan
dacht verdient uit landschappelijk oogpunt, deels als
steeds belangrijker recreatieoord voor een zeer groot
gedeelte van ons roeiende, zwemmende en zeilende
volk, deels als zoetwaterreservoir voor onze drink
watervoorziening, maar ook als 'een plaats, waar men
de stilte, de rust en de volheid van de natuur kan
vinden, genieten en bestuderen als nergens anders,
afgezien nog van het belang, die het heeft voor de
visserij, de riet- en andere cultures, die zo onafschei
delijk met ons waterland verbonden zijn.
Dr H. ENGEL.