uit heemschut's
leöenkRinq
10
LXVIII.
STAD EN LANDSCHAP VAN ZUID-HOLLAND.
Voor het Instituut Stad en Landschap van Zuid-Hol
land was het jaar 1946 er een „van onbeperkte taken
en beperkte mogelijkheden", een jaar dat typisch was
voor het beginnend herstel van een ontwrichte maat
schappij. Alle werkzaamheden namen in omvang toe,
en tal van opdrachten vroegen spoedige behandeling.
Vooral de opbouwplannen met hun bijzondere proble
men vereisten speciale aandacht. De monumenten in
het gewest bleken hun deel gehad te hebben van de
oorlogsverwoesting en oorlogsverwaarlozing. Ten ge
volge van een aangenomen statutenwijziging zal
voortaan ook een afgevaardigde van Gedeputeerde
Staten zitting hebben in het Bestuur van het Instituut.
Van de verschillende commissies van het Instituut
werd de Adviescommissie voor de Bouwplannen gere
organiseerd door de opname van „gedelegeerden", die
elk voor een van vier rayons van de provincie de bin
nenkomende plannen moeten beoordelen en met be-
hebbenden bespreken voor zij gezamelijk behandeld
worden. Dit was nodig geworden door het aantal van
de ingekomen bouwplannen, waarvan de normale ste
gen tot 2124 en de wederopbouwplannen tot 75 in het
jaar. Dat advies daarbij nodig is bleek wel uit het feit
dat de architectuur der bouwplannen nog vaak veel te
wenspn overliet, gevolg van het feit dat nog te weinig
personen weten wat bouwen eigenlijk is. Steeds werd
in zulke gevallen geadviseerd een bevoegde kracht in
te schakelen. De Stedebouwkundige Commissie kwam
meermalen bijeen ter bespreking van diverse uitbrei
dingsplannen, met name die van de gemeenten Reeu-
wijk, Spijkenisse en Waddinxveen, terwijl ook de her
bouwplannen voortdurende zorg vereisten. De Land
schapscommissie schonk vooral aandacht aan de door
de oorlog geteisterde beplantingen, en richtte zich
hierover met de A.N.W.B. en onze W.I.L.-commissie
met een circulaire tot alle gemeente- en polderbesturen
in de provincie, terwijl ook het recreatieprobleem van
de Reeuwijkse plassen haar aandacht had. De Monu
mentencommissie had haar zorgen door de slechte
materialenpositie in ons land, en maakte zich bezorgd
crver het verdwijnen der molens. Over de oprichting
van de provinciale subcommissies van onze commissie
Stad en Land is deze commissie weinig te spreken,
daar zij meent, dat deze voor haar gewest ovefbodig is
en dubbel werk verricht. Van de monumenten in de
verschillende gemeenten waarover in het verslag nader
gesproken wordt vermelden wij slechts het voormalige
Barbaraklooster te Delft en een huis aan de Oude
Delft aldaar, dat de hand van De Keyser verraadt,
de restauratie van het raadhuis en de walmolen „de
Rode Leeuw" te Gouda, het merkwaardige hoeve
herenhuis „Isseloord" te Gouderak, het raadhuis en
enkele andere gebouwen te Haastrecht, de oude kerk
te Hazerswoude, de z.g. redershuizen te Katwijk met
hun rijke interieurs, waarvan men een Katwijks
museum hoopt te maken, de kerk en toren van Lek-
kerkerk, die dringend restauratie behoeven, en de
torens van de kerken van Ouderkerk aan de IJssel en
Stolwijk.
LXIX.
HET ZUID-HOLLANDS LANDSCHAP.
De voornaamste werkzaamheden'van de Stichting Het
Zuid-Hollands Landschap in 1946 vonden plaats ten
behoeve van de bekende kolonie Bakkerswaal te Lek-
kerkerk, waar sloten uitgebaggerd werden en nieuwe
bomen geplant. De aalscholvers hebben er dat jaar
niet gebroed, maar deskundigen menen, dat zij er wel
weer zullen terugkeren. De vogelstand is overigens
zeer bevredigend. Door onteigening kwam men in het
bezit van het rietland buitendijks voor de kooi, dat
landschappelijk één geheel met de kooi uitmaakt.
LXX.
PROVINCIALE UTRECHTSE
WELSTANDS- COMMISSIE.
In 1946 kwamen er 639 vragen om advies binnen, die
betrekking hadden op 386 bouwwerken. Hiervan wer
den er 20 zonder enige wijziging goedgekeurd,
48 na enige verbetering, 2 waren zo slecht dat
zij naar een architect moesten worden verwezen,, bij
10 was ingrijpende verbetering nodig, terwijl 20
nog in behandeling zijn. Bijzondere feiten vielen ver
der niet te vermelden; door de wijziging der bouw
verordeningen, waarbij bepaald werd dat gemeenten,
die geen eigen schoonheidscommissie gebruik moeten
maken van de Welstandscommissie, nam het werk van
de commissie zeer toe. J. A. B. de H.