„Teneinde een volledig overzicht te verkrijgen, was het dan ook nodig een gedeelte van de partij voor zover daaruit niet aanstonds de volledige bekroningen waren te vormen uit te leggen. Aangezien de beschikbare ruimte achter het Museum ontoereikend was, werd voor het uit leggen van de minst belangrijke stukken een gedeelte van de Van de Veldestraat gebruikt. Daarna is getracht aan de hand van enige schetsjes, welke indertijd door de oud-inspec teur van het Gemeentelijk Bouw- en Woning toezicht, de Heer Van Houten, werden ge maakt, de bij elkaar behorende fragmenten weer samen te voegen. Door deze wijze van werken is het gelukt een negental bruikbare bekroningen te vormen". Wij betreuren het, dat genoemde ambte naar, die zich gedurende dertig jaren als een der weinigen heeft ontfermd ooer de gevelfragmenten, niet aanstonds werd geraadpleegd, maar eerst toen men al aan het „opruimen" was en er onzerzijds alarm werd geslagen. Met verbazing lezen mij, dat hst slechts is mogen gelukken negen bekroningen te redden uit de vele tientallen die hier bijeengebracht maren. De ontredde ring blijkt dus nog veel erger te zijn dan mij gevreesd hadden. „In afwachting van een goede gelegenheid om deze fragmenten opnieuw toe te passen, zijn ze gecatalogiseerd en opgeborgen in de daarvoor bestemde kelderruimte. Er bleef echter nog een 82 restant, dat niet meer tot complete toppen was samen te voegen, doch dat bij voorkomende restauraties nog goed bruikbaar kan zijn. Om aan deze restanten een bestemming te kunnen geven werd aan een aantal architecten, die zich vooral op het gebied van het restaureren van febouwen bewegen, gevraagd of zij deze stuk en nog zouden kunnen toepassen. Van dit aanbod werd alleen door architect De Meyer gebruik gemaakt. Een aantal niet geornamen teerde stukken werd afgestaan aan de „Kring van Beeldhouwers". Hier treedt toch wel een ergerlijke staat van zorgeloosheid aan het licht. Het is ons bekend, hoe onder de vele tientallen geveltoppen, welke hier verzameld maren, ten minste twintig geoelhalzen waren, welke aan particulieren behoorden of op hun kosten maren aangevoerd. Hier is toch de overheid kennelijk tekort gescho ten in het vertrouwen, dat deze particu lieren in haar stelden. „Behalve genoemde collectie werd nog een aan tal gevelstenen aangetroffen, welke over het geheel genomen nog in gave toestand verkeren. Omtrent deze gevelstenen is overleg gepleegd met de Commissie voor Gevelstenen van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap. Daarbij bleek, dat dit Genootschap prijs stelde op het bezit van deze bouwfragmenten, daar zij voornemens is deze in een nader aan te wijzen gebouw in het oude gedeelte der stad te doen inmetselen. Voorts zijn nog een tweetal zandstenen fron tons aanwezig, welke hoewel niet onbescha digd, nog geheel compleet zijn. Daar deze zeer zware stukken niet in de kelder kunnen wor den ondergebracht, wordt overwogen ze in een plantsoen te doen opstellen. Uit het voorgaande blijkt wel, dat de Dienst der Publieke Werken alles heeft gedaan om van de door U bedoelde fragmenten nog te con serveren, wat maar enigszins van waarde zou kunnen zijn met het doel daaraan, voor zover dat in de toekomst mogelijk zal zijn, een be stemming te geven in overeenstemming met de betekenis dezer fragmenten". Tot ons leedmezen moeten mij hierbij aan tekenen, dat de Dienst der Publieke Wer ken zichzelf hiermede te veel eer bewijst. Onze voornaamste grief is juist, dat de fragmenten niet geconserveerd zijn, maar eerst jarenlang aan meer en mind blootgesteld en daarna ondeskundig ver plaatst met het gevolg, dat tenminste 80 der geveltoppen verloren zijn geraakt of als losse steenbrokken afgestaan ter ver werking aan beeldhouwers. Fraaie gevelbekroningen aan het Singel te Amsterdam foto T.K.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2023 | 1947 | | pagina 4