95
gladsdc tegels, rultsgewijs aangebracht. Rechts van
de schouw is een bedstede met klein deurtjes en een
afzonderlijke kelder. In de keuken en op de zolder
geklampte deuren van geribde eiken stroken, zoals
vv ij er een op Huis ter Weer aantroffen.
Het vierkante houten karnhuis verkeert in slechte
staat, doch de karnmolen is hier bij uitzondering nog
aanwezig. Ook de stal is vrij goed bewaard. Er zijn
maar weinig boerderijen meer waar zulks het geval
is. Door de vochtige warmte in de winter vergaat het
hout hier sneller dan elders in de boerderij, zodat
bijna overal de stallen werden vernieuwd en naar
moderner inzichten werden gewijzigd.
Wij kunnen niet anders dan grote bewondering heb
ben voor de onbekende bouwmeester, die met een
voudig materiaal een stuk waarachtige schoonheid
wist te scheppen.
Ten Noorden van „Bellestein" ligt nog eeri heel oude
hoeve, (Oostdorper weg no 201) die wij als laatste
op onze Wassenaarse rondwandeling zullen gaan be
zichtigen. De woning is sterk verbouwd en een dikke
laag'witkalk verbergt het metselwerk van de ooste
lijke en noordoostelijke gevels. Door opmeting zou
vermoedelijk de oorspronkelijke vorm en indeling
nog wel zijn na te gaan. Wat ons echter het meest
interesseert, is de hoge westelijke gevel van de uitge
bouwde opkamer, waar tengevolge van weersin
vloeden de witkalklaag hier en daar is weggesleten,
zodat de bakstenen muur gedeeltelijk zichtbaar is
geworden. Wij ontdekken dat daarin z.g. moppen,
formaat 30 X 13 X 8 cm zijn verwerkt. Het is
niet aan te nemen, dat wij hier te doen hebben met
een oorspronkelijk bouwwerk uit de tijd dat dit bak
steenformaat gebruikelijk was; wij zouden dan tot de
13e 'eeuw dienen terug te gaan. Veel meer waarschijn
lijk is, dat deze moppen afkomstig zijn van afbraak
(klooster Rijnsburg?) en hier opnieuw gebruikt
werden.
Toch is de kelder, die de eigenaar ons bereidwillig
laat zien, wel zeer merkwaardig. Een ribloos kruis
gewelf was hier wel te verwachten; opmerkelijk zijn
echter een tweetal kleine nissen in de muren, zo onge
veer als wij die kennen uit onze Hollandse burcjiten
als Teylingen, Dever en Brederode. Maar het merk
waardigst is wel, dat zich hier in deze kelder een wel
put bevindt; iets dergelijks komt, voor zover ik dit
heb kunnen vaststellen, hier in de omgpving, op nog
één uitzondering na, nergens voor. Om welke reden
werd deze put juist hier gegraven? Indien dit voor
het'bedrijf wenselijk of noodzakelijk was, zouden wij
hem ongetwijfeld in meer boerderijkelders hebben
aangetroffen. Mocht een uwer voor deze vraag een
oplossing weten, of elders een zelfde ontdekking heb
ben gedaan, dan zou ik dit wel heel gaarne ver
nemen.
Tenslotte nog een mededeling.
De Vereniging „Oud-Leiden" heeft enige jaren ge
leden een aanvang gemaakt met de beschrijving van
de in Rijnland nog aanwezige oude boerderijen. Zij
heeft daartoe formulieren laten drukken waarop
Ccc/cc/tc v.tn de Keuken - Boeulcnj Oostduipei weg 206 WasscnAar
allerlei bijzonderheden kunnen worden vermeld en
die, aangevuld met foto's en tekeningen van grote
waarde zijn voor de kennis van het oude boerenhuis.
Op deze wijze zijn thans een goede honderd boerde
rijen uit Leiden's omgeving min of meer volledig ge
registreerd.
Elet zou ten zeerste aanbeveling verdienen, indien
plaatselijke of landelijke zusterverenigingen dit initia
tief navolgden.
W. J. VAN VARIK
Vervolg van pagina 94
molens totaal verwaarlozen, waaraan soms nog
een handje wordt meegeholpen. Wil men wer
kelijk iets doen om de molens te behouden, dan
dient de regering zo snel mogelijk in te grijpen
en zodanige maatregelen te trei len, dai de tot
monument verklaarde molens kunnen blijven
bestaan, maar dan ook als instrument
Wij zouden de instanties, die zich op het ge
bied van de landbouw bewegen, waaronder de
heren ingenieurs van de Cultuurtechnische
Dienst, in overweging willen geven het voren-
omschrcvcne eens in studie te willen nemen, en
zich eens in verbinding ie stellen met werkelijk
deskundige en onpartijdige mensen.
Groningen, September 1947.