Oude Boerderijen in de omgeving van Leiden
cloor
W. VA R IK
Het is een verheugend verschijnsel, dat in dc laatste
jaren voor de oude landelijke bouwkunst en meer in
het bijzonder voor het oude boerenhuis, een toe
nemende belangstelling merkbaar is. En terecht; hoe
zouden onze landwegen en vooral onze polders er
uitzien, zonder de oude hoeven met hun schuren en
hooibergen, omringd door hakhout en wat hoger ge
boomte als wind- en zonnescherm. Hoe prachtig past
zo'n oude boerderij in het landschap waarmede zij
als het ware. is samengegroeid en waarvan zij een
wezenlijk deel, een onmisbare stoffering uitmaakt.
Wat een grote bekoring gaat er uit van het oude
huis. Bouwmeester TIJD heeft er zijn bijzonder
stempel" op gedrukt; de kleur der stenen is verzacht
door inwerking van weer en wind; het rieten- of
pannendak met mos begroeid; muren, ramen en
deuren staan niet meer zuiver te lood; drempels zijn
uitgesleten door de vele voetstappen die ze betra
den; de' daklijn heeft haar strakheid verloren.
Er is aan verbouwd en vertimmerd en de littekens
daarvan zijn meestal duidelijk zichtbaar. Zelden
droegen deze verbouwingen bij tot verfraaiing van
het geheel, en vaak is de oorspronkelijke stijl geweld
aan gedaan, doch zolang het huis aan de ontredde-
rende pleisterlaag is ontkomen, vertellen de muren
ons iets van zijn geschiedenis.
Het is niet alleen uit schoonheidsoverwegingen, dat
een wakend oog dient gehouden te worden op onze
oude boerenhuizingen; ook ,op cultuur-historisch ge
bied zijn ze merkwaardig. Het boerenbedrijf is zich
langzamerhand gaan moderniseren; in veel gevallen
wordt de melk direct aan de zuivelfabrieken afge
leverd en zijn karnhuis en melkkelder overbodige
zaken geworden. De karnmolens, door paardenkracht
gedreven, behoren tot het verleden, de karnhuizen
zijn in verval geraakt en worden waar ze nog aan
wezig zijn gebruikt als bergplaats voor brandstof
fen e.d.
Helaas zijn in de vooroorlogse tijden reeds veel oude
boerderijen verdwenen. Hoewel het zich laat aanzien,
dat in de eerste "jaren de slopers wegens gebrek aan
materialen voor nieuwbouwen in hun activiteit zul
len worden belemmerd, is het toch zeer te vrezen, dat
hierna een tijd zal komen, die voor het landschaps-
schoon wel eens noodlotig zou kunnen worden. Er
zijn nu eenmaal heel wat boeren en misschien nog
meer boerinnen, die hun mooie oude woning in het
minst niet waarderen en die veel liever in een modern
onding met erkertjes en glas-in-lood zouden willen
huizen.
Er zijn ook andere gevallen. Ik ken boeren, die aan
hun huis, dat soms sinds eeuwen door hun voorge
slacht is bewoond geweest, zeer zijn gehecht en die,
indien noodzakelijkerwijs het een of ander moet wor
den vernieuwd, dit zo mogelijk in dezelfde vorm en
met passende materialen laten uitvoeren. Élet is voor
namelijk aan hen te danken, dat nog zo veel voor het
nageslacht gespaard bleef.
In Rijnland, en vooral in de omgeving van Leiden,
zijn nog vele boerderijen, daterend uit de 17e en 18e
eeuw, in vrij goede staat aanwezig, waarvan ik enige
van de meest belangrijke met U .zou willen gaan be
zoeken.
Allereerst zou ik U dan op een mooie lentedag wil
len brengen naar een tweetal boerderijen bij „Zuid-
wijk" onder Wassenaar. Deze beide woningen ver
tegenwoordigen ieder voor zich een type-, dat in
Rijnland veelvuldig voorkomt, n.1. het huis op recht
hoekig grondplan, met daarin opgenomen kelder en
opkamer j en het type op hetzelfde grondplan
met uitgebouwde kelder en opkamer.
De 17e eeuwse boerderij aan de Nieuwe Weg, noord
oostelijk van „Zuidwijk", behoort tot de eerste groep.
De gevel, opgetrokken van warm-rode baksteen en
bekroond met een eenvoudige toppilaster op console,
is vrij goed bewaard gebleven. De opkamer heeft
nog een oud kruiskozijn, waaraan jammer genoeg
de luiken ontbreken, doch waarboven een mooi ge
vuld korf boogje nog gaaf aanwezig is. De in latere
tijden vernieuwde deur en venster van het voorhuis
passen niet onder de oude bogen. Ook het zolder
raam zal wel bij een of andere verbouwing van zijn
plaats zijn geraakt.
Ondanks deze veranderingen geeft dit geveltype nog
de oude indeling weer, n.1. die met voorhuis, kelder
en opkamer. De deur gaf direct toegang tot het voor
huis, dat als regel niet van een stookplaats was voor
zien; in de opkamer, bereikbaar met een trapje van
enkele treden van uit het voorhuis, bevond zich een
bedstede. Van het voorhuis uit betrad men het ach
terhuis waar de boer en zijn gezin leefde. Hier be
vond zich de grote schouw, aangebracht tegen de bin
nenmuur van het voorhuis, omdat oorspronkelijk dit
achterhuis niet door een wand van de stal was ge
scheiden. Tegenwoordig treft men deze oude toe
stand nergens meer aan; slechts bij één boerderij
onder Leidschendam wist de bewoonster mij te vertel
len, dat de muur tussen stal en achterhuis eerst in
haar tijd was aangebracht.
Deze oorspronkelijke indeling, die bij sommige wo-
90