7G
Een aanwijzing voor de weg tot de oplossing?
Zo zijn er dan een paar meningen ten beste gegeven
over het ontstaan van de open en gesloten klokhuizen
in het Noorden van ons land. Op welke wijze is de
oplossing nu te zoeken van dit raadsel, waarvan ook
wij nog geen oplossing kunnen geven?
De onderzoekers Van der Ven en Van der Molen
hebben reeds jn die richting aanwijzingen gegeven, de
eerste te beginnen in 1913, de laatste besluitend in
1939. Hij schreef toen namelijk:
„Zuidelijker dan de lijn Roswinkel-Zuidwolde-Koe-
kange-IJhorst-Wanneperveen" komen (kwamen) dus
hier te lande geen klokhuizen voor. Het zou zeker
verleidelijk zijn, hieruit conclusies te trekken, doch
voor en aleer men hiertoe kan overgaan, zouden
de noordnederlandsche klokhuizen, naar vorm en
verspreiding, vergeleken moeten worden met dergelijke
bouwsels langs de kusten van Noord- en Oostzee en
in Scandinavië. En een dergelijk onderzoek zou zich
niet moeten bepalen tot de huidige toestand, maar
zooveel mogelijk moeten trachten de oorspronkelijke
situatie te reconstrueeren."
Ook wij zeiden over deze geografische verspreiding
reeds een enkel woord. In Oostfriesland komen talloze
stenen en gesloten klokhuizen voor, weinige opene.
Er zijn zelfs voorbeelden te geven van klokhuizen, ter
wijl er bovendien tegen de kerk een (even oude) res
pectabele Westtoren is gebouwd. Via de klokhuizen
is hier meermalen de toegang tot de begraafplaatsen.
Naar het Oosten en Noorden toe, neemt het aantal
klokhuizen'van steen af en verschijnen er opnieuw
open klokhuizen van hout, zoals we die in ons Fries
land kennen. Vooral klokhuizen als uit Heiligen-
stadten vertonen grote gelijkenis.
Komen we nog Noordelijker (Denemarken, Zwe
den, Noorwegen), dan sluiten zich langzamerhand de
houten bouwsels en worden tot imposante houten
..torens".
Besluit.
Moge ik dan al niet tot een oplossing gekomen zijn
van de vraag, waarom er in Noord-Nederland zovele
klokhuizen (open en gesloten) voorkomen, ik meen
met de samenbrenging van het materiaal, dat ter
beschikking is omtrent de gesloten stenen klokhuizen
van Groningen, alvast een stapje gegaan te zijn in
de richting, welke het uiteindelijk onderzoek zal
moeten gaan.
Noodzakelijk is thans een nauwkeurig kunst-histo
risch en volkskundig onderzoek naar de geografische
verspreiding in alle Noordzeelanden van de vrijstaan
de klokhuizen, welk onderzoek mogelijk zal uitmaken,
of hier enig motief van religieuze aard een rol kan
spelen.
Mag ik nog een kleine wenk geven?
In vele der Oostfriese, Noordfriese en Noorse klok
huizen is een gelegenheid aanwezig om te stoken, van
ouds ingebouwd in de muren.
Ook daarvan is in Groningerland een overblijfsel
aan te wijzen. Wat lezen we namelijk van de toren
van Meeden (15 87):
„Aan de Zuidzijde is beneden een smalle schoor
steen en boven het voormalige gewelf een bredere
bakstenen schoorsteen aanwezig, welker rookkanaa
boven in de puntgevel uitmondt."
Waarom moest er gestookt worden in een bouw
werk, alleen bedoeld als noodgelegenheid om de klok
ken te bergen?
En waarom moesten ook de meeste van deze bouw
sels zo uitermate zwaar worden opgetrokken?
Dat was toch geenszins in overeenstemming met de
„Cistersiënser eenvoud" of met de „armoede" van de
"dorpjes?!
Een zijpad?
Ik heb boven toegezegd en wil hier nog even tege
moetkomen aan mijn eigen verlangen, een stap op een
zijpad te doen. Heeft het iets met dit onderwerp te
maken? Men overwege eens rustig!
Er zijn aan de hand van de „Voorlopige Lijst" in
Groningen 28 Ned. Herv. kerken aan te wijzen, waar
van de luidklokken in een dakruiter of iets dergelijks
werden ondergebracht. Vier hiervan (Hoogkerk,
1835, Kolham, Middelbert 1731?, Opwierde 1888)
kwamen in de plaats van een open houten klokhuis.
Er zijn 6 torens aan te wijzen, welke na 1700 ge
bouwd werden als nieuwbouw tegen een oudere Ned.
Herv. kerk. Drie hiervan kwamen in de plaats van een
klokkestoel (Dorkwerd, Meedhuizen 1803; in 1703
dakruiter, Wagenborgen 1883).
En de overige
Het wil mij voorkomen, dat een toekomstig onder
zoeker van deze problemen ook de mogelijkheden, in
deze laatst genoemde aanwijzingen gelegen, voor de
andere „klokhuis-streken" terdege onderzoeken moet.
Misschien
Literatuuropgave
1) A. J. van der Aa, Aardijkskundig (1847, Gorin-
chem).
2) T. A. Romein, De Hervormde Predikanten van
Drenthe (1861, Groningen)-.
3) D. J. van der Ven, Klokkcstoelen in Nederland:
in: Bouwkundig Weekblad 1913 (6 Sept., 11
Oct.)
4) D. J. van der Ven, Necrlands Volksleven (1920,
Zaltbommel).
5) G. H. Peters, Oud-Groningcn, Stad Lande
(1921, Den Haag/Groningen).
6) K. ter Laan. Groninger Overleveringen T (1928,
Groningen). 0
7) K. ter Laan, Nieuw Groninger Woordenboek
(1929, Groningen).
8) Voorloopige Lijst der Nedcrlandsche Monumen
ten van Geschiedenis en Kunst; Deel IX, De
provincie Friesland (1930, Den Haag/Utrecht).
9) Voorloopige Lijst der Ncderlandsche Monumen
ten van Geschiedenis en Kunst; Deel XI, De
provincie Groningen (1933, Den Haag).
(10) Drente, Provinciaal Drentsch Maandblad (1935,
Assen).