41
bouwvalligheid afgebroken zijn. Vervolgens Hol-
wierde (XI). Reeds in de eerste helft van de negen
tiende eeuw is het hier staande klokhuis verloren
gegaan. Er stond namelijk ten Zuiden van de kerk
een hoge, geheel stenen bouwwerk, dat in 1807 door
het Departementaal Bestuur tot op de helft werd
verlaagd en van een houten spits voorzien. De 29ste
November van het jaar 1836 ging deze spits door een
hevige storm verloren. In Mei en October 1854 is
daarop het restant van het klokhuis verkocht voor
3750 gulden en in December daarop de fundamenten
voor 400 gulden. Er kwam een houten top op de west
gevel voor in de plaats Oldenzijl (XV)de klok
uit het klokhuis, afgebroken omstreeks 1830, werd
overgebracht naar Warfhuizen.
In Oosternieland (XVI) bewaart men nog een
zilveren avondmaalsbeker uit de zeventiende eeuw,
waarop een voorstelling is te zien van de oude kerk,
met daarnaast een vrijstaand klokhuis, gedekt door
een zadeldak.
Van Uithuizermeeden (XXIII) is bekend, dat het
vrijstaand klokhuis in 1734 op afbraak werd verkocht
aan de meestbiedende, wegens bouwvalligheid. In
Usquert (XXIV) verving men het klokhuis in 1869
door een „hoge" westtoren, tegen de kerk aangebouwd.
Te Vierhuizen (XXV) kwam in 1843 een inge
bouwde kerktoren in de plaats van het vier jaren
tevoren afgebroken vrijstaand klokhuis.
Bij Woltersum (XXVII) vermeldt de „Voorlopige
Lijst": „Een toren op het vroegere koor (ter vervan
ging van een ten N.O. vrijstaande toren)".
Van af bi aak gesproken
Een droeve lijst van ondergang van veel schoons!
Maar Groningen was toen door een soort afbraak-
roes bevangen. Er gingen in deze tijd zelfs stemmen
op in de gemeenteraad van Groningen-stad, om tot
afbraak van de Martinitoren over te gaan, aangezien
de restauratiekosten zo verschrikkelijk hoog zouden
worden
En nog beter komt dit beeld van afbraak tot zijn
recht, wanneer men het plaatst in de lijst der onder
gang van zowat alle „borgen" (de Groninger kastelen)
en het kappen van bijna alle „bos" in deze provincie.
Ook de afbraak van verscheidene schone, oude kerk
gebouwen, pastorieën en dorpshuizen valt in dezelfde
tijd. t|
Wij hopen hierop nog eens terug te komen; men
stelle zich echter nu reeds eens voor, welk een verande
ring het landschapsbeeld van de Ommelanden in de
negentiende eéuw wel heeft ondergaan. En het werd
er niet mooier op Wanneer wij van die afbraak
spreken, denken wij bijna als vanzelf aan al die andere
„klokhuizen" welke verdwenen zijn uit het landschap.
Of eigenlijk: „klokhuizen" zijn het in Friese mond
geweest; de Groninger spreekt van „gaalg'n", galgen,
en de niet-Noordnederlander kent ze als „Klokke-
stoelen".
Mogelijk, dat mijn lezers thans thuis zijn geraakt
op het gebied, waarheen ik ze een ogenblik wil leiden.
En dan zijn er natuurlijk direct reeds enkelen, die
opmerken, dat echtè klokkestoelen alleen in Friesland
voorkomen. Gelijk krijgen ze. Men beschouwe slechts
opnieuw ons kaartje (blz. 24).
Groninger Klokkestoelen
Twee zwarte stipjes en vele witte cirkeltjes liet ik
tot nu toe onbesproken. Het zijn (en waren) Groninger
„Klokkestoelen". En hun aantal op de kaart bewijst
duidelijk, dat de Ommelanden eertijds geen slecht
figuur sloegen in dit opzicht.
Ik totaal heb ik er een twintigtal kunnen tekenen,
waar, op het kerkhof naast de kerk een klokkestoel,
samenstel van balken, overdekt door een klein dakje,
was te vinden.
Slechts twee ervan zijn nog in wezen, twee van die
sobere bonkige klokhuizen met hun grauwbruine
balkengevaarten en hun vrij-hangende klokken", die
„in al hun archaïsche eenvoud prachtige voorbeelden
van een constructieve carillon-torenbouw in zijn aller-
piimitiefste vorm zijn", zoals D. J. van der Ven eens
de Fiiese klokkestoelen beschreef (4).
C. H. Peters was wel de eerste in Groningen, die
aandacht besteedde aan deze bouwsels, volgens hem
in 1922 alleen nog vertegenwoordigd door een exem-
-I „i i
i i
In Scheemda is de klokketoien geheel opgenomen in het stiaatbeeld zodat
men zelfs de toien kan zien zondet de keik