OP HEEMWACHT
17
Het is verheugend te bemerken, hoezeer de heem
schutsgedachte veld wint, hoe veler ogen open staan
voor het genieten van de schoonheid van ons land
en hoe velen 'zich schrap zetten, als die schoonheid
wordt aangetast. Het zou mij niet verwonderen als
Nederland meer bewuste aanhangers van de heem
schutgedachte telt dan het ooit tevoren gekend heeft.
Vele verenigingen hebben de heemschut in haar
programma opgenomen, de georganiseerde jeugd
beweging heeft er een open oog voor, de overheid
heeft gemeentelijke, provinciale en rijkscommissies
ingesteld vaak met vérstrekkende bevoegdheid. De
resultaten van deze gezindheid en de daaruit voort
vloeiende werkzaamheden zijn dus ook rondom aan
te wijzen. Vergelijking met. het buitenland valt vaak
zeer ten gunste van Nederland uit. Het klinkt alsof
et alle reden .tot tevredenheid is en geen ongerustheid.
Toch is niets minder waar, want tegenover deze winstN
staat het enorme verlies, geleden in een periode van
niets ontziende vernieling-op grote schaal, teweeg
gebracht door de moderne oorlogsvoering: een
weergaloze destructie op materieel gebied, gevolgd
door een nog ontstellender ontwrichting op geestelijk
terrein. Gevoelens voor zin, diepte en verhouding
zijn maar al te vaak in de draaikolken van het in
tempo opgevoerde leven verzwolgen. Het houvast
is weg, de voeling met het verleden verloren, het
bewustzijn van het historisch groeien ontbreekt bi)
deze losgeslagenen. Geen wonder, dat aan deze
geesten de meest dolzinnige denkbeelden ontspruiten.
Voor mij ligt een brochure, die tot titel draagt:
„Open brief aan de Burgemeester der Gemeente
Amsterdam" en die belooft een oplossing van het
woningvraagstuk zonder kosten voor staat of ge
meente. Het plan is even eenvoudig als het een
voorbeeld is van cultuurloos denken. Het recept luidt
aldus: men sloopt geheel oud-Amsterdam, herbouwt
dit tot een mooie, nieuwe stad en betaalt dit uit de
afschrijvingskosten van de vijftigduizend huizen,
welke de gemeente telt. Tegenstanders worden ter
zijde gezet met de mededeling, dat zij uit louter eigen
belang deze voorstellen bestrijden.
Om een schijn van doordachtheid aan dit plan te
geven wordt er met woorden en cijfers gegoocheld
en een grof plattegrond je getekend van de halve
maanvormige binnenstad met haar kanalen. Het
Centraal Station wordt even opzijgezet naar de
Westelijke eilanden, het stadhuis geprojecteerd tussen.
Rozengracht en Lauriergracht, de Nederlandse rege
ring wordt een zetel toegedacht tussen Rozengracht
en Bloemgracht, een soort van transportcentrale
getekend tussen Bloemgracht en Lindengracht en het
puntje Jordaan tussen Lindengracht en Driehoek
straat wordt gepromoveerd tot vliegveld, enz., enz.
Dit alles wordt dan aangeboden onder de vermelding,
dat deze oplossing een zegen voor ons „geliefd"
Amsterdam zal zijn.
Deze misdadige liefde is niet waard er veel inkt
aan te offeren, maar ze is vermeldenswaard als ver
schijnsel, als oorlogsproduct.
Het bewijst, dat een iegelijk, wie onze cultuur ter
harte gaat, werkzaam moet blijven voor de schoon
heid van ons land, voor die van stad en dorp, voor
die van weg en landschap. Er is schennis, er is
afbraak en er zijn vandalen in ons midden, en één
vandaal kan altijd nog meer schade doen dan duizend
goedwillenden kunnen opbouwen.
Om bij Amsterdam te blijven:
Te zeer nog misten wij dikwijls bij hen, die de
opbouw van de stad in handen hadden, bezielend
initiatief om het schone oude te behouden. Het ver
leden bewees dit door nutteloze demping van fraaie
grachten, door sloping van indrukwekkende monu
menten, het jongste verleden, bewees dit door het te
snel afbreken van historierijke panden en het vervan
gen door moderne bouwsels, die in wanverhouding
staan tot hun omgeving. De binnenstad van Amster
dam biedt daarvan voorbeelden te over.
Dezer dagen werden wij verrast door een mede
deling in „De Tijd", waaruit bleek, dat er plannen
bestaan om de Torensluis te slopen. Dit voor
nemen werd gemotiveerd met de vermelding, dat de
brug „op" zou zijn en bijgevolg geheel vervangen
moest worden.