ORqels uit en naan neöeRlanö
28
Mr A. BOUMAN
In mijn boekje „Orgels in Nederland" vermeldde
ik i), dat de instrumenten van onze orgelbouwers niet
alleen in ons land, maar ook in andere landen werden
geplaatst en dat veel orgels van buitenlands fabrikaat
hier te lande werden geleverd. Om met de laatste te
beginnen: zeker 10 van onze orgels is door buiten
landers gemaakt, ongeveer 7 door Duitse, 2
door Belgische en 1 door Franse, Engelse en
Amerikaanse orgelbouwers.
Wanneer hierbij zouden worden gevoegd de orgels
van orgelmakers van buitenlandse afkomst, dan
zouden deze percentages belangrijk hoger zijn. Met
name in de Baroc- en Rococoperiode vestigden zich
immers tal van Duitse orgelbouwers in ons land,
daartoe in staat gesteld door de vele opdrachten, die
toendertijd ingevolge de mode aan de meest schitte
rende en zwierige uitheemse kunstenaars werden
gegeven.
Wij mogen aannemen, dat het vooral hun gunstige
reputatie zal zijn geweest, die aan buitenlanders de
volgende belangrijke opdrachten tot nieuwe bouw van
grote orgels heeft bezorgd:
F. HocqueZ) te Keulen: 's-Hertogenbosch St. Jans-
lcerk (1618).
H. WScbonat te Kitringen: Amsterdam Nieuwe
Kerk (1655).'
N. van Haeghen te Antwerpen: Dordrecht Grote
Kerk (1671).
A. Schnilger te Hamburg: Groningen Akerk (1702).
Sneek Grote Kerk (1711).
C. Vatter te Hannover: Amsterdam Oude Kerk
(1726).
J. M. en J. Wagner te Schmiedefeld: Arnhem Grote
Kerk (1770).
L. König te Keulen: Nijmegen Grote Kerk (1776).
P. en J. de Rijckere te Kortrijk: Middelburg Oost-
kerk (1779).
Ongetwijfeld geldt dit ook ypor het in 1874 door
de grote Parijse orgelmaker A. Cavatllé-Coll ge
bouwde en in 1875 voor het Paleis van Volksvlijt
te Amsterdam aangekochte orgel 3). Deze aankoop
geschiedde echter reeds in een tijd, waar men zich
behalve door ^de beroemdheid van de orgelbouwer
steeds meer het leiden door lage prijzen, en deze
hebben in belangrijke mate geleid o.m. tot de vol
gende belangrijke opdrachten:
F. hor et te Mechelen 4) 's-Gravenhage St. Theresia-
kerk (1851). Rotterdam O. L. Vrouwekerk (1863).
Ch. Anneessens-Meunier te Grammont: Brede St.
Barbarakerk (1883).
W. Sauer te Frankfort a. d. Oder: Amsterdam St.
Nicolaaskerk (1889).
E. F. Walcher en Cie, te Ludwigsburg: Rotterdam
Nieuwe Zuiderkerk (1916).
E. Seifert te Kevelaer: Venlo St. Martinuskerk
(1923).
G. F. Steinmeyer en Co. te Oettingen-Neurenberg
Amsterdam Prinsessekerk (1924).
Faber Dienes, SelzhemmendorfVeendam Her
vormde Kerk (1928).
P. Fmtwangler Dammer te Hannover: Amster
dam Jeruzalemkerk (1931).
J. Klats te Bonn: Rolduc Abdijkerk (1932).
The John Compton Organ Co. Ltd. te Londen:
Hilversum A.V.R.O.-studio (1936).
Het zou onjuist zijn te menen, dat deze orgels
weinig waarde zouden hebben. Zo hebben de boven
genoemde in 1916, 1931 en 1932 geleverde instru
menten zelfs een zekere invloed ten goede uitgeoefend
op de Nederlandse orgelbouw. Ook is hun kwaliteit
van materiaal en klank behoorlijk, met uitzondering
van het Venlose werk. En stellig kunnen zij gelden
als karakteristieke voorbeelden van de Belgische resp.
Duitse orgelbouw van hun tijd.
Toch zal het de lezers meer interesseren hoe het
staat met de verbreiding in het buitenland van de
orgels van Nederlandse bouwers. In de laatste tijd
heeft deze niets te betekenen. Slechts een tweetal
onzer firma's, met filialen te Lier en Tongeren,
leveren via deze filialen orgels in België, waarvan
het St. Laurentiitsorgel te Antwerpen (1935) het
belangrijkste is. Ook in Ned. Oost- en West-Indië
werden enkele kleine instrumenten door Nederlandse
orgelbouwers geplaatst.
Als wij geleidelijk verder teruggaan in het ver
leden, vinden wij in het begin van deze eeuw de uit
Sneek afkomstige Pettus Veerkamp als chef in de
wereldberoemde firma A. Cavatllé-Coll Ch. Mutin
te Parijs. In 1820-1822 bouwde J. A. Hillebrand te
Leeuwarden het orgel in de Evangelische Kirche te
Munster. De Amsterdamse orgelbouwer Carel Toren-
berg werkte in het eind der 18e eeuw in Finland, de
Groningse Dirk hohman leverde verscheidene orgels