11
Maar bij alle bezwaren, die ik meen te moeten
aanvoeren tegen dit plan in zijn huidigen
vorm, wil ik hiermede allerminst zeggen, dat
de cultuurtechnische zijde van deze aange
legenheid van geen belang zou zijn en dat ruil
verkaveling hier principieel verwerpelijk is.
Ik ben van het tegendeel overtuigd, en zoo
niet spoedig de mogelijkheden worden ge
schapen tot wederopbloei van het kleinboeren-
bedrijf op Terschelling, dan zullen de gevol
gen zeker niet minder vernietigend zijn dan
die, welke wij van het ruilverkavelingsplan te
vreezen hebben. Zoo vallen wij dan „van de
Scylla in de Charybdis"!
Wij zagen reeds, tengevolge van den achter-
üitgang van het boerenbedrijf, verschillende
zeer karakteristieke boerenhuizen in onbruik
en in verval geraken, om öf te gronde te gaan,
öf in handen te komen van vacantiegasten of
artisten, wat beide op hetzelfde neerkomt.
Want alleen als men deze boerenbedrijven
weer een economische bestaansmogelijkheid
kan verschaffen, kan men deze huizen voor
ondergang behoeden en voorkomen, dat deze
aan haar oorspronkelijke bestemming onttrok
ken en karakterloos worden.
Dit is zeker een kwestie, die ook uit een oog
punt van,monumentenzorg van het grootste
gewicht: „Ce ci fuera cela". „Er zijn tijden
en weertijden." Wat te gronde moet gaan,
kunnen wij goedwillende menschen niet be
houden, noch weten, wat uit het puin weer
tot bloei zal komen. Terschelling te willen be
hoeden voor allen slechten omgang, voor'alle
dood en verderf brengende invloeden van
dezen tijd, is even dwaas als onmogelijk. Maar
als we ons rekenschap geven van al de af
takeling om ons heen en bedenken, hoe met
het verdwijnen van liederen en sprookjes, de
kleederdrachten en gebruiken, de boersche
kleurigheid is verwelkt, huis en kast lang
zaam leeg zijn geworden, maar ook oud erf
goed, oude levensorde en -wijsheid zijn ver
dwenen, dan vragen "wij ons toch met wee
moed af, of dit alles onafwendbaar was en
of met meer begrip voor de schoonheid en
de hooge cultureele waarde ervan, niets te
redden ware geweest. En zelfs, als wij inzien,
dat we dit alles noodzakelijkerwijs ten offer
moeten brengen voor wat deze verlichte eeuw
den menschen verschaft, dan kunnen we er
toch geen vrede mee hebben sloopers te wor
den van de oude wereld, de eeuwige waarde
prijs te geven voor tijdelijke waarde, de waar
heid voor een waan.
C. W. ROYAARDS.
Gezicht op Hoorn
(Terschelling)