12
vroegere eeuwen, en moet de wederopbouw van historische stadsbeelden geschieden
in den stijl van tijd, waarin zij ontstonden, of moeten de vormen van onzen
tijd daarbij tot richtsnoer worden genomen
Dit vraagstuk heeft zooveel aspecten, dat het niet mogelijk is dit in een kort
bestek van alle kanten te belichten.
Het raakt echter zoozeer de kern van de zaak, dat' wij het niet geheel onbesproken
kunnen laten,
De 20e eeuw heeft, dit móet men haar nageven, het meesterschap over de vorm-
nabootsing verworven. Onze diepgaande kunstbestudeering en onze technische
middelen stellen ons in staat eiken stijlvorm te copieeren, een bedrevenheid, die
in vroeger eeuwen slechts hoogst zelden beoefend, en in het geheel niet gewaar
deerd werd.'
De bovengestelde vraag „in welken stijl moeten restauratie-werken worden uit
gevoerd" was dan ook in die vroegere kunst-tijdperken geen probleem van beteekenis.
Men dacht er eenvoudig niet over, in een anderen stijl te bouwen dan in die,
welke in de eeuw, waarin men leefde, algemeen geldig was en die beantwoordde
aan de geestelijke idealen en aan de religieuze instelling van de samenleving.
Voor de toen levende bouwmeesters bestond geen andere mogelijkheidzij konden
zich niet anders uitdrukken, dan in den stijl van den tijd.*)
In onze eeuw echter, waarin de techniek zoo bij uitstek belangrijk is, volgt men
bij voorkeur een anderen weg. Hetzij uit bescheidenheid, omdat men zich niet in
staat acht gelijkwaardige kunstwerken te scheppen, hetzij uit piëteit tegenover de
kunst van vroegere stijlperioden, worden restauraties meestal uitgevoerd in den
bouwtrant van den tijd, waarin het monument tot stand kwam. Zelfs wordt, wanneer
betrouwbare gegevens omtrent den oorspronkelijken toestand ontbreken, de fantasie
te hulp geroepen, waardoor in het gunstigste geval iets verkregen wordt, dat
uiterlijk aan dien vroegeren stijl doet denken.
Deze gedragslijn, die vrij algeme.en als de meest juiste wordt aangenomen, is op
het eerste gezicht zeker verdedigbaar. Wanneer b.v. de restauratie van een
Gothische kerk wordt uitgevoerd in Gothischen stijl, óf wanneer een marktplein,
waaraan een aardig stadhuisje uit de 17e of de 18e eeuw staat, met moderne
Renaissance geveltjes wordt volgebouwd, dan kan men verwachten dat een zekere
eenheid zal ontstaan, en dat nieuw en oud elkaar in goede harmonie zullen verdragen.
Men vergeet hierbij evenwel één ding, namelijk dat een kunstwerk niet alleen een
uiterlijken vorm, maar ook een innerlijke waarde bezit. Men zou het in zekeren
zin kunnen vergelijken met den levenden mensch, die niet alleen een stoffelijk
lichaam, maar ook een waarde van hoogere orde, een ziel heeft. Deze geestelijke
inhoud, die het bouwwerk eigenlijk eerst tot een kunstwerk stempelt, is er door
den kunstenaar in gelegdde schoone vorm ontstaat doordat de bouwmeester zijn
diepste innerlijke overtuiging in zijn werk tot uitdrukking brengt. In groote architec
tuur-tijdperken, zooals de Middeleeuwen, de Renaissance e.d. waren alle kunstenaars
bezield door één gemeenschappelijke overtuiging, waardoor de bouwwerken, die in zulk
een cultuurperiode ontstonden, een geestelijke eenheid vertooneö, die we stijl noemen.
Aangezien de schepping van een kunstwerk dus niet alleen, en zelfs niet in de
eerste plaats, een technisch probleem, maar een geestelijk proces is, zal aan elke
Er zijn uit vroeger eeuwen wel enkele voorbeelden bekend van restauraties in den stijl van het
bouwwerk zelf, maar dit zijn hooge uitzonderingen, die den regel bevestigen.