11
DE COMMISSIE „STAD EN DORP"
Terwijl zonder eenige consideratie onze cultuurgoederen werden stukgebombardeerd,
verbrand en onder den voet geloopen, had bescherming van stedenschoon weinig
zin meer; tegenover de vernietigende machten van den oorlog stond elk verweer
machteloos.
Toen echter het oogenblik was aangebroken, dat het geheele land van den be-
zettingsdruk bevrijd was, en de electrische lading van den tijd met één slag van
negatief naar positief was omgeschakeld, brak voor de Commissie Stad en Dorp
het oogenblik aan, met de uitvoering van haar taak een aanvang te maken.
De abnormale tijdsomstandigheden waren oorzaak, dat deze Commissie in het
eerste jaar van haar bestaan werkeloos moest, blijven.
Het ontbreken van reisgelegenheid men denke o.a. aan de spoorwegstaking
de weinige animo bij de leden om huis en gezin alleen te laten, maakten het vrijwel
onmogelijk de Commissie bijeen te roepen, en bovendien spitsten zich, vooral in
het Zuiden en Westen van ons land de oorlogshandelingen zoo toe, dat er slechts
zeer weinig belangstelling bestond voor een zoo bij uitstek vredelievend werk als
dat der Commissie. Het zou ook van weinig begrip hebben getuigd voor de
demonische dynamiek van den tijd, wanneer men, te midden van het bijna on
duldbare lijden van ons volk, kalm enonbewogen was voortgegaan met het
Heemschutwerk.
Terwijl men zich eerst in doffe berusting onder den storm der verwoesting had
gebogen, veerde men op het oogenblik der bevrijding weer op, en begon zich een
ernstige wil tot samenwerking, tot herstel en wederopbouw van het Nederlandsche
volk meester te maken. Gesterkt door deze, allerwege voelbare geestdrift, die zich
ook uitte in een verlangen, onze platgetrapte cultuur te doen herleven, onze ver
moorde of zwaar gewonde steden en dorpen weder op te bouwen, en de schatten,
die wij nog aan stedenschoon hebben overgehouden, voor verder verval te
behoeden, begon de Commissie met haar werkzaamheden waarvoor zij thans het
het psychologisch moment gekomen achtte
De taak, die zij op zich genomen heeft draagt een tweeledig karakter.
In de eerste' plaats is de Commissie in het leven geroepen om te waken tegen
^ontluistering van de waardevolle overblijfselen van dorps- en stedenschoon, die
wij als erfenis van het voorgeslacht hebben behouden. Daarbij ligt het tevens op
op haar weg te trachten, bij den wederopbouw van steden en dorpen te bevorderen,
dat dit op zoodanige wijze geschiedt, dat het nieuwe zich harmonisch bij het oude
aansluit, zoodat de stijlvolle architectuurmonumenten uit vroeger eeuwen' als kost
bare edelsteenen in een passende omlijsting worden gevat. Vermeden dient te
te worden dat zooals dit in de 19e eeuw herhaaldelijk voorkwam het oude
stadsbeeld door nieuwe ordelooze stratenplannen en opzichtige bouwproducten
wordt teniet gedaan en overstemd.
Inde tweede plaats richt zich de belangstelling der Commissie op de restauratie
van zwaarbeschadigde kunstwerken en op het herstel in de oude glorie van ont
sierde stadsbeelden.
Het behoeft voor ingewijden in deze materie geen betoog, dat dit gedeelte van
de taak der Commissie een zeer delicaat karakter draagt. Hierbij dringt zich namelijk
de principieele vraag op den voorgrond: moet de restauratie van monumenten uit