67
uitgebrachte rapport is, dat de vogelschade geen aanleiding geeft om de beplantingen
achterwege te laten of zelfs te beperken; ze zijn onmisbaar "als windscherm en als
verfraaiing van -het landschap. Er wordt verder bijgezegd, dat men echter, met
het oog, speciaal op de fazanten, die bij te groote talrijkheid, zooals thans reeds
het geval is, wel overwegende schade aanrichten, bij het beschermen van de jacht
de belangen der boeren niet uit het oog zal mogen verliezen. Kortheidshalve
moge verder naar het bovenvermelde artikel worden "verwezen.
Bebouwing langs de wegen Lintbebouwing. Wat betreft de na den oorlog on
getwijfeld te verwachten sterke toeneming der bouwbedrijvigheid, en de daardoor
te vreezen gevaren, hoofdzakelijk in den vorm van lintbebouwing, voor het land-
landschappelijk aspect van de wegen en^voor de uitzichten van de wégen op het
landschap, hetgeen wij in ons vorig jaarverslag reeds ter sprake brachten, zoo is
het ons een genoegen te kunnen vermelden, dat zoowel onze Commissie als de
Contact-Commissie voor Naluur- en Landschapsbescherming zich ter zake hebben
gewend tot het N?d. Instituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw, en dat dit
dit lichaam in October van het vorige jaar een uitvoerig adres heeft gericht tot
de Commissarissen der Provincies, waarin op duidelijke gronden'wordt aangedrongen
op het'treffen van de noodige maatregelen, via de gemeente-besturen, teneinde dit
dreigende gevaar van ongeordende bebouwing en van ontsiering der wegen en
van het landschap tijdig te kunnen keeren.
Wij mogen verder met waardeering gewag maken van het door de Vereeniging
van Ned. Gemeenten en het Ned. Inst. v. Volkshuisvesting en Stedebouw uitge
geven, door den Heer Dr Ir F. BAKKER SCHUT, geschreven, in de maand Juli
verschenen boek: „De regeling der bebouwing -buiten de kernen". In dit boek,
dat een verhandeling geeft over toelaatbare en ontoelaatbare bebouwingsvormen
buifjen de kernen, worden zooals van zelf spreekt de z.g. wilde bebouwing, waar
onder in de eerste plaats de lintbebouwing, nader omlijnd en, besproken, en de
verschillende wettelijke middelen aangegeven om den bouw buiten de kernen in
goede banen te leiden. Het isg ons voorts een genoegen te kunnen vermelden, dat
de Voorzitter on^er Commissie, de, Heer Mr F. J. VAN LaNSCHOT, voor dit boek
een inleiding heeft geschreven, en dat verder onze Commissie aan de uitgave heeft
kunnen medewerken door het beschikbaar stellen van het benoodigde fotomateriaal.
Opslagplaatsen en Autobelten. Na in het vorig jaarverslag vermelde, omtrent de
door onze Commissie van provinciewege ontvangen, blijken van belangstelling en
activiteit betreffende dit vraagstuk (dit naar aanleiding van ons in 1942 tot de
Commissarissen der Provincies gerichte desbetreffende adres met ontwerp Provinciale
Verordening), kunnen wij thans mededeelen, dat- het Departement van Opvoeding,
Wetenschap en Kuituurbescherming, dat dit vraagstuk ook reeds lang in studie
had, in het afgeloopen verslagjaar verschillende ook door ons bijgewoonde besprekin
gen heeft georganiseerd „met - vertegenwoordigers van overheidsdiensten en van
p'articuliere organisaties oven de mogelijkheid, voor het geheele vraagstuk van de
ontsiering van stad en land, dus behalve van de opslagplaatsen, óók van de
reclames en de opschriften een landelijke, d.i. nationale regeling te ontwerpen.
Daarbij zit het streven voor, om naast de meer actieve rol, die daarbij het Rijk
op zich zal nemen, ook aan de lagere organende provincies en de gemeenten, v
V