44
advertentie uit de Amsterdamsche Courant van 6 April 1802 luidt: ,,Door sterfgeval
de trasnegotie van de Weduwe Knipscheer en Kouwens gedissolveerd zynde en de
onderteekenden door koop eigenaars van den trasmolen geworden zynde, zoo wordt
de trasnegotie door ons gecontinueerd en niet te bekomen dan tras, gemalen van
nieuwe duifsteen".4) Dat de onderteekenaars van deze annonce, Vriesendorp en
Kouwens, het noodig vonden te vermelden, dat zij niet knoeiden, kenschetst de alge
meeneoneerlijkheid alweer, die met keuren beteugeld moest worden.
Zoo merkten in 1696 reeds „Heb. Jfjeeren ban ben (gemijte her :Éètabt Horbrecfjt/bat boor
eentge JSaatëugtige mensicfjen alf)ter/ben ®raei toorb gemengt met öefeere Hemmerbaetóe/ot anbere
glerbe/alberfjanbe (Srupö/bupten bie ban ben tKraö=öteen/?anb en anbere ^upligtjepb/batócfje
öptjg/of materpe/geenging beguaem omme met ben ®raö gemengt/nocfjte eentge epgenöcfjap
tjebbenbe/omme baer ban goebe öufftóante/of btgte toereken gemaefet te bonnen toorben".5)
Er werd bepaald, dat men noch rommel door de tras mocht malen, noch die op zijn
terrein mocht hebben; schippers waren verplicht hun lading te laten keuren en wan
neer deze niet deugde, binnen 24 uur weg te brengen; de molenaars moesten tenslotte
een attestatie aan den opzichter van 't bouwwerk geven over'de gemalen tras, die
door dezen op 't werk in een afgesloten hok bewaard moest worden. Men heeft hier
wel eens geprobeerd tras na te maken door de z.g. beklonken zuivere molenklei, uit
het Y gebaggerd, te bakken en daarna fijn te malen: het Casius, of Amsterdamsche
kunstcement. Veel succes heeft die poging evenwel niet gehad.
Maar om niet te ver af te dwalen keeren we tot de kalkloods terug, waar de kalkbou-
wer eerst den grond met plaveien of planken bedekte om vervolgens de specie van
zand en kalk met de hand te beslaan, want de kalkmolen is een vinding van later
tijd. Hij moest er zorg voor dragen niet te veel water tegelijk te gebruiken, want
dan kwamen er klonten. Na iedere begieting werd de mortel goed omgezet en door-
gebopwdj en met den platten kant van de schop beklopt, waarna een hoop gemaakt
werd, die sterk met de kalkhouw gewreven (gevlijmd of geklemd) werd. Vervol
gens bleef de specie 24 uur liggen (wanneer het in de open lucht was, onder een
rietmat of zand) en dan Werd de bewerking herhaald. Bij gebruikmaking van tras
werd deze pas op 't laatste oogenblik toegevoegd, waarna de mortel nog eens be
bouwd werd. Voor binnenmuren en droog buitenwerk gebruikte men de „gemeene
mengingvan één deel zand op twee deelen schelpkalk; op vochtiger plaatsen slappe
basterd tras (3 kalk, 1 tras, 2 zand), basterd tras (2 kalk, 1 tras, 1 zand) en sterke
basterd tras (6 kalk, 4 tras, 1 zand)6); de zes lagen onder en boven 't maaiveld, waar
van de klinkers en de sterkere mortel 't optrekkende vocht moeten tegenhouden, hee-
Dr Leonie van Nierop. Gegevens over de Nijverheid van Amsterdam, 30ste Jrb. Amstelodamum
1933.
5) Ordonnantie op 't Stuck van den Tras en Tras-Steenen, Mitsgaders voor de Keur-Meesters
en Meters over de selve tot Dordrecht. Gedruckt bij Symen Onder de Linde, Boeckverkooper,
Ordinaris Stads Drukker wonende aen de Vis-Marct. 1696.
Behalve in „De Bouwkunstenaar" is over deze oude mengsels het een en ander te vinden in:
Corn Joh. Krayenhoff, Cornelis Redelijkheid bestraft, of Deszelfvs zo genoemde beoordeeling
en wederlegging van het vertoog nopens de aloude metselwerken enz. Met bladvolgende aan
merkingen. 's Gravenhage 1776. W. C. Brade, Bouwkundig Handboek, L. v. Heusden, Hand
leiding tot de Burgerlijke Bouwkunde, uitg. Mij. tot Nut v. 't Alg.' Amsterdam 1833. A. W.'
Weissman. Voorheen en Thans, drie lezingen gehouden voor ambachtslieden. Amsterdam 1909.