32 op 12 Mei 1731. In 1744 verkocht Abraham van Bunschoten het aan Jan Graaf- man voor 13.900.De naam „Osnabrugge" moet er door Willem van Bun schoten of reeds vroeger op aangebracht zijn. Jan Graafman bleef eigenaar tot zijn dood en zijn eenige erfgename was zijn zuster Maria Graafman, die het huis in 1766 verkocht aan Hendrik Kuhn voor 30.000.Hieruit blijkt, dat in de jaren tusschen 1744 en 1755 belangrijke verbeteringen aan het huis moeten zijn ge schied, vandaar deze waardevermeerdering. De inrichting in Lodewijk XV-stijl zal Jan Graafman hebben doen uitvoeren. Omstreeks 1796 blijkt het huis nog steeds in het bezit te zijn van de familie Kuhn. Na dien tijd is aan het huis niet verbouwd, wel wat geprutst en verwaarloosd. Het is juist het merkwaardige van dit huis, dat het een compleet interieur heeft uit een bepaald tijdvak de helft der 18e eeuw en dan alles in miniatuur afmeting in vergelijk tot de grachtenhuizen. Als slot van de restauratie volgde de achtergevel aan de Spuistraat. Dit was een eenvoudige zwart geoliede gevel, tevens rijkelijk voorzien van reclame. Het kostelijk gesmede ijzeren hek, een soort waarvan er nog maar eenige in Amsterdam bekend zijn, stond diep in de straat. Het hek is losgenomen, hersteld en wederom iets hoo- ger aangebracht en vormt nu een sieraad langs den weg. In de vensters werd een andere glasroedenverdeeling aangebracht. Deze gevel heeft 'vermoedelijk een gevel top gehad, hoe weet niemand; oude afbeeldingen zijn er niet van te vinden. Nu was wederom dezelfde belangstellende Amsterdammer bereid een geveltop, ditmaal een fraaie gevelkuif, af te staan, afkomstig van het afgebroken huis O.Z. Voorburg wal 204, hoek St. Jansstraat. De kuif vertoond een groot wapenschild met een helm met helmkleed, terwijl het geheel wordt bekroond, bij wijze van helmteeken, door een bijenkorf. Het wapen is gedeeld, vertoonende rechts een beurtelings ge- kanteelden dwarsbalk, boven vergezeld van- een bij, links acht rozen, geplaatst 3, 2, 3. Later bleek dit een alliantiewapen te zijn. Aan den top van dezen achtergevel werd bij wijze van proef nog iets bijzonders gedaan. Bij het restaureeren van gevels pleegt men de dikke olielagen van de baksteen en de dikke verflagen van de natuur- steenen (veelal zandsteenen) onderdeden te verwijderen. Het baksteenen gevelvlak van bruine steenen is dan eerst wat licht van kleur, vooral door de witte voegen, waarbij de lichtkleurige zandsteen dan gunstig afsteekt. De ervaring leerde, dat een baksteenen gevelvlak en vooral de voeg spoedig bijkleurt en donkerder wordt, doch dat de lichte kleur van de zandsteen geleidelijk donkerder wordt en daardoor een zekere bekoring verdwijnt, die geverfde oude gevels eigen is. Het verven van steen is veelal een aesthetische zaak. Als proef is de gevelbekroning in lichte kleur dun geverfd. Het wapen werd in de heraldische kleuren geschilderd en met goud ge hoogd, hetgeen in den top een aangenaam kleurige plek geeft. Hiermede sluiten we deze mededeeling, hetgeen we niet kunnen doen zonder een woord van dank en waardeering aan den eigenaar, die in de moeilijke oorlogsjaren bijdroeg, om voor Amsterdam een huis te bewaren en te herstellen. Met mijn vader, den architect A. A. Kok, heb ik daaraan gaarne mijn medewerking verleend. Ysbrand Kok. Amsterdam, April 1944.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1944 | | pagina 10