14
RIOLEERING ZUIDERZEESTEDEN
Hoogedelgestrenge Heeren,
Het Bestuur van den Bond Heemschut, welke zich ten doel stelt „het waken voor
de schoonheid van Nederland", wenscht een onderwerp onder Uwe aandacht te
brengen, dat van belangrijken invloed is op de schoonheid der oude stadjes in
Noord-Holland.
Deze stadjes zijn gelegen op het „oude land", waaronder te verstaan zijn de ge
bieden tusschen de polders en de plekken, die reeds bewoond waren, toen de
polders nog meren en zeeboezems waren. De bodemgesteldheid van het „oude land"
is veengrond, zich slechts weinig verheffende boven den waterstand, zelfs door in-
klmking van den bodem zoo gering, dat bij tijden de bemaling verlaagd moet worden.
De oude stadjes ontleenen hun schoonheid aan de kleurige bouwwerken en aan het
heldere water van de grachten, slooten, kanalen en vestingbouwwerken met hun
beplanting. Tot voor weinige jaren was het water in deze stadjes helder. De water
voorziening der inwoners bestond uit de regenbakken; dit bracht een beperkt water
verbruik met zich mede.
In dezen toestand is wijziging gekomen sedert in de stadjes waterleiding is aange
legd. Het waterverbruik is toegenomen en vrijwel dezelfde hoeveelheid water, die in
een stadje wordt aangevoerd, wordt weder afgevoerd naar de'grachten. Hieruit zou
men kunnen afleiden, dat deze wateraanvoer de helderheid van de grachten zou
bevorderen. Het tegengestelde is echter het geval: alle noolstoffen van gootsteenen
en closets worden met de groote hoeveelheid water meegevoerd en vervuilen de
grachten, maken deze op sommige plaatsen tot open beerputten. Straatrioleeringen
ontbreken en, indien zij in gebrekkigen toestand aanwezig zijn, loozen zij in de
grachten. Het gevolg is, dat bij de bevolking het verlangen ontstaat de vervuilde wa
teren te dempen. Geschiedt dit, dan wordt ter plaatse een riool gemaakt, dat weder
loost in de opvolgende sloot of gracht, om deze nog erger te doen,vervuilen.
Deze toestand heeft reeds voortgebracht, dat: te Broek in" Waterland slooten zij-n
gedempt en andere bijzonder vervuild; te Monnikendam enkele, jaren geleden ge
poogd werd de grachten, genaamd Niesenoortsburgwal en Bloemendaal te dempen;
dit werd slechts voorkomen door de oude rechten van enkele aanwonenden op den
weg te water naar hun weiden; te Edam de Achterhaven is gedempt en geworden
tot een leelijk plein; te Purmerend vrijwel alle grachten gedempt zijn; te de Rijp een
walgelijke vervuiling is ontstaan van de O.W.-vaart door dit dorp en de omgelegen
slooten. De hygiënische misstanden laten wij, als vallende buiten het werk van onzen
Bond, buiten beschouwing.
De eenige wijze om aan deze toestanden een einde te maken is, dat een Gemeénte-
lijke rioleering wordt gemaakt met een bescheiden zuiveringsinrichting, zoodat het
overblijvende water in de openbare vaarten kan worden geloosd en de afvalstoffen
tot mest voor de landerijen worden.
AAN HET BESTUUR DER PROVINCIE NOORD-HOLLAND WERD HET NAVOLGENDE
ADRES GERICHT INZAKE DE RIOLEERING DER ZUIDERZEESTEDEN
V