No 3/4 TTCCAICrUI THT 1944
21e JRG nLjLjMu V>ll U 1 MRT/APR.
MAANDBLAD VAN DEN BOND HEEMSCHUT
WAT HEEMSCHUT'S AANDACHT HAD
De groote verwachtingen, uitgesproken in de vorige „Aandacht", blijken niet te opti
mistisch geweest te zijn. Het ledental stijgt nog steeds en is sinds den vorigen keer
toegenomen met 2 nieuwe leden en 44 buitengewone leden. Toch is het nog te weinig;
wanneer wij ons straks schrap zullen moetenzetten om de aandacht van de thans
belangstellenden vast te houden, zal een groot aantal medewerkers noodig zijn. De
meeste aanmeldingen komen van lezers4 der deelen uit de Heemschutserie; maar kun
nen de leden zélf niet hun bescheiden steentje bijdragen?
In October vorig jaar zond Heemschut een brief aan het Gemeentebestuur van
Deventer, inzake het gebrek aldaar aan een reclameverordening. Onlangs werd ons
een-dergelijke verordening gezonden. Wij spreken de hoop uit, dat zij aan haar doel
moge beantwoorden.
De Vereeniging „Hendrick de Keyser" stuurde een folder rond met verzoek om bij
dragen voor den aankoop van het perceel O.Z. Voorburgwal 57; Heemschut zegde
een bijdrage toe. Over het fraaie huis schrijft de adviseur' der Vereeniging in dit
nummer.
De Vereeniging „De Hollandsche Molen" hield Zaterdag 4 Maart onder praesidium
van Mr P. G. van Tienhoven haar jaarlijksche Algemeene Vergadering. Deze was
druk bezocht door enthousiaste leden. Het jaarverslag van Mej. Caro was optimis
tisch getint en toonde aan, dat oorlog toch wel ergens goed voor kan zijn: vele,
eertijds verwaarloosde, molens draaien weer door middel van de aloude energiebron,
den wind. Verder citeeren wij nog het volgende, speciaal voor Heemschut belangrijke
gedeelte: „Het uiterlijk van onze molens wordt evenmin uit het oog verloren. Een
quaestie, die nog om een goede oplossing vraagt is het bouwen van een pakhuis om
den molen, dat in harmonie met het maalwerktuig is en dit geen afbreuk doet, zooals
thans helaas maar al te vaak het geval is. Onze architecten mogen hun geest hierop
eens spitsen!" Na enkele opmerkingen over de factoren, die de kleurenkeuze be
palen, gaat het verslag verder: „In ieder geval meende onze Vereeniging te moeten
aanraden zooveel mogelijk rustige kleuren aan te brengen, als crème, lichtgrijs, e.d.
De zon en onze steeds wisselende luchten brengen daar wel het noodige leven in."
Zoo gaat het den goeden weg op; nu dient nog te volgen de naaste omgeving van de
molens, zooals de vroeger gemaakte daklooze bouwsels voor motoren, de te dicht
tegen de molens gebouwde woningen en pakhuizen, en vele andere ontsieringen. Het
zijn alle onderdeden van het nieuw aan te vatten, groote vraagstuk van de restau
ratie van Dorp, Stad en Land. Een vraagstuk, waar reeds veel over doende is, en
waarvan de directe resultaten niet lang zullen uitblijven.
J. P. B.