83
dit fraaie plein zijn intieme voornaamheid zou verliezen, iets waarvoor de Burgemees
ter reeds enkele toezeggingen deed. Door den Wethouder van Openbare Werken
was gevraagd, in hoever er nog onderdeelen van den vroegeren stadsaanleg waren
aan te wijzen, die later in de verdrukking geraakten, maar nog in hun ouden aanzien
zouden kunnen worden hersteld. De Commissie dacht daarbij voornamelijk aan de
restauratie van het oude bolwerk „Manenburg" en de daarbij aansluitende omgeving
van de Nicolaaskerk, waarvoor de Schoonheidscommissie reeds een plan heeft laten
opmaken. Verder komt hiervoor nog in aanmerking de Bakkerspoort, het vroegere
poortgebouw van het huis Zoudenbalch aan de Oude Gracht, met het daarachter ge
legen terrein, tot voor enkele jaren een hofje met kleine woningen. Een geval, waar
men een dergelijke „Auskernung" reeds uitvoerde, is de vroeger door huisjes bebouw
de hof van de kloostergang van de voormalige Mariekerk, dat zoodoende reeds eeni-
gen tijd geleden bij de restauratie van dat monument tot oplossing gebracht werd.
Verder vermeldt het verslag dat overeenstemming bereikt werd met het Rijk, de Pro
vincie en de .Gemeente in zake de verdeeling van de kosten van restauratie van den
Buurtoren, den Jacobitoren en de beide Nicolaastorens, welke kosten geraamd werden
op 470.000. Een voorloopig nog bescheiden begin met de restauratie kon worden
gemaakt. Het lot van de Geertekerk, die steeds meer in verval raakt, is nog niet beslist.
De restauratie van den westelijken arm van het voormalige Catharynenconvent werd
voortgezet; de Vischmarkt werd in uiterlijk verbeterd. Helaas werden een zestal 16e
eeuwsche torenklokkenvan bekende klokkengieters, deels bijzonder belangrijk om
hun randschriften en medaillons, door de overheid gevorderd.
Tot slot kan vermeld worden dat de Commissie zich ook inliet met het aanzicht van
de voor Utrecht zoo karakteristieke werven langs de beide hoofdgrachten, waarvan
de muren veelal herstel en restauratie behoeven, een probleem met veel, ook ver
keerstechnische, zijden. De Burgemeester besloot de verbetering der werven stelsel
matig ter hand te nemen, en daarvoor de eerstvolgende jaren telkens een aanzienlijk
bedrag te bestemmen. De Directeur der Gemeentewerken maakte tezamen met de
Commissie daarvoor een restauratieplan op. Terecht acht de Commissie het bijzon
der verheugend, dat het voor Utrecht zoo belangrijke vraagstuk van de verbetering
der werven op deze wijze in behandeling genomen is.
Lil SCHOUWEN EN DUIVELAND
Uit het verslag van de Vereeniging „Stad en Lande van Schouwen-Duiveland" over
1942 stippen wij slechts aan, dat twee bestuursleden aan de hand van de Zeeuwsche
Monumentenlijst van 1922 en de stedelijke Monumentenlijst van 1926 alle oude ge
bouwen van Zierikzee bezichtigd hebben, en daarbij tot het verbijsterende resultaat
gekomen zijn, dat in de afgeloopen 16 jaar ongeveer een kwart van de op de stedelijke
lijst voorkomende monumenten verdwenen was, hoofdzakelijk woonhuizen uit de eerste
helft der 17e eeuw! Het verslag voegt hier aan toe, dat de instelling van een Mo-
numentenraad voor Zeeland, die volgens een krantenbericht op korten termijn moet
onderzoeken, welke monumenten bewaard moeten blijven en voor herstel in aanmer
king komen, wel zeer noodig is.
B. de H.