48
DE HEEMSCHUTSERIE, DEEL 18
Dr Ir J. T. P. BIJHOUWER, NEDERLANDSCHE TUINEN EN
BUITENPLAATSEN
In onzen tijd lijkt het wel of het ideale buiten-wonen gezocht wordt op de hoogste
en onvruchtbaarste grintheuvels, in de droge dennenbosschen. Geheel anders was
de buitenplaats van onze voorvaderen, gelegen op de vruchtbare klei of in het
grazige veen, omgeven door breede slooten, te midden van de weligheid. Zij zoch
ten de streken met rijk cultuurland, waar zij ook dikwijls eigenaar van de pacht-
boerderijen waren, en daar, op de geestgronden van Loosduinen tot Bergen, aan
de randen van het Gooi, langs Amstel, Vecht, Gein en Vliet, langs den Krommen
en den Ouden Rijn en in de Beemster bouwden zij hun eigen lusthof. De „villa"
van heden zoekt een stukje natuurschoon, omheint het en knaagt het af; de oude
buitenplaats schiep zelf schoonheid uit het niet. Zonder de resten van de buiten
plaatsen zou het lage westen van ons land onherbergzaam zijn als de Haarlem
mermeerpolder; in de Heemschutserie mag dus een deel over de oude buitens niet
ontbreken. Naast een algemeene bespreking geeft het boek illustraties van een
aantal belangrijke buitenplaatsen die nog geheel of gedeeltelijk in ouden toestand
zijn bewaard, zoodat de lezer de wijze van aanleggen van deze tuinen kan beoor-
deelen. Een hoofdstuk is gewijd aan de kleinere „buitentuinen" rondom de steden,
dè buitens van den gezeten burger. Bij de meeste steden zijn deze gegoede volkstui
nen met hun theekoepels tengevolge van de stadsuitbreiding verdwenen, in Almelo
en Oldenzaal zijn er nog een aantal aanwezig. De Tuindersstraat en de Warande in
Rotterdam, de' Plantage in Amsterdam en, last but not least, de geschiedenis „Hoe
warm het was en hoe ver" uit de Camera herinneren ons aan hun bloeitijd.
Vogelvlucht van de buitenplaats Heemstede bij Jutfaas