28 -eri besmettelijke ziekte, zijn daar nog steeds in gebruik. De groote kerk staat nog wat erger scheef dan bij ons eerste bezoek. Welk een wonder dat bij een Noord- westerstorm de luchtverdunnmg aan de Zuidzijde dien muur nog geen enkelen keer eruit gezogen heeft. Hij staat er wel erg krom van. De grachten zijn nog open, zelfs werden ze schoon gemaakt ondanks de pogingen tot demping van den Niesenoordsburgwal, welke teniet gedaan werden door een eenvoudig man die, zich gezegeld wendde tot ,,Heeren Gedupeerde Staten" met de mededeeling dat hij en zijn voorvaderen „altijd" het^recht haddén gehad om een schuitje voor de deur te hebben om de koebeesten weg te brengen en te halen, want het water is de weg in Waterland Kaas zien we niet meer in Monnikendam. Toen Havard er kwam ging er 200.000 Kg. per jaar om. De kaasbeurs staat sedert vele jaren leeg. Zou die geen nieuw leven in te blazen zijn met al die weilanden om de stad, zoover de gezichtseinder reikt? De kaasbeurs met houten zuilen is de voorhof tot de waag; niemand van 't thans levend geslacht heeft de eiken deuren ooit open gezien. Maar achter de deuren staat de waag nog gereed. We gaan terug door de hoofdstraat, het Noordeinde. De gevel met de houten on derpui staat er nog als herinnering aan al degene die in Amsterdam geweest moe ten zijn, maar waarvan er in de groote stad geen enkele bewaard bleef. Het snij werk in het houten kalf, dat reeds bij ons eerste bezoek de aandacht trok, is er nog. Er staat een slager op afgebeeld met een koe, met als toelichting op zijn be drijf erbij; „Looft Godt bovenal". Ertegenover stond vroeger in den gevel een prachtige gevelsteen met onderschrift: „In Koningsbergen". Nu is op de plek van dien gevelsteen alleen een vlek. De steen staat nu in den tuin achter 't huis, want in het huis is nu de pastoor en dat is niet In Koningsbergen. Maar met droefenis zien we hoevele fraaie dude gevels in de hoofdstraat van het stadje verdwenen zijn en vervangen werden 'door andere, die wel niet alle weer zinwekkend leelijk zijn, maar waarvan er toch geen enkele de schoonheid nadert. Een hoekhuisje is 't allerleelijkst bouwsel. Dat is het huisje waarover destijds de architect A. W. Weissman zich zoo boos maakte dat hij den Bond Heemschut stichtte. Dat is nu al 32 jaar geleden. Tusschen de .ondiepten van. de Gouwzee varen we Noordwaarts langs den langen gezichtseinder van Marken, dat lijkt te drijven op de zee als een lange groene strook met drie plekken waar menschen wonen, menscheh die 't altijd erg goed gehad hebben ondanks de vele wa'tersnooden, want ze hadden vee in hun weiden en de zee voor hun schepen. Maar de zee werd tot een zoet-water-meer en daarom van gen ze nu veel vette paling, die bij duizenden kilo's te Monnikendam gerookt wordt, waarvan heel de kade ons dé geur nazendt. Langs de stille haven van V o 1 e n d a m, waar de bottëïs langs elkaar schuren om in klagende geluiden te verhalen' van de verre zee, waar de wijdbroeken op den dijk gehurkt onze tjalk nastaren, komen we de haven van E d a m binnen. Langs de Voorhaven kunnen we evenals vroeger doordringen tot in 't centrum van de stad, tot bij de overwelfde sluizen, waar de eenige echte Hollandsche „dam" te zien is, zooals Monnikendam en Amsterdam, Zaandam en Rotterdam er een gehad moeten hebben. Het aanzien van de bebouwing langs de haven is belangrijk ver anderd. Tal van oude gevels zijn verdwenen. De kleuren die vroeger een eenheid

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1943 | | pagina 6